Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (2024)

LES 1: Modernisme: inleiding (26 nov. en 3 dec. 2020)

Kunstuur in de klas: cultuur van het moderne

1.1. Een nieuw tijdperk

Iedereen kent wel het woord 'modern'. Het betekent: 'van deze tijd, snel, nieuw, zakelijk, functioneel'. In de kunst heeft het woord 'modernisme' betrekking op de vernieuwende avant-garde kunst uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Een tijd waar er een breuk ontstaat tussen de oude kunst en nieuwe kunst. Kunstenaars zijn op zoek naar vernieuwing, willen origineel, uniek en onafhankelijk zijn (autonoom) en breken met het verleden. Zij geloven dat kunst de wereld kan verbeteren (utopie). Kunstenaars hebben ook een sterke wens tot vernieuwing van de kunst zelf en laten de geldende regels los en gaan experimenteren.

Giacomo Balla - Snelheid van een motorfiets

1.2. Ontwikkelingen begin 20e eeuw

Toen de 19e eeuw overging in de 20e eeuw heerste bij velen het gevoel dat niet alleen een nieuwe eeuw was begonnen, maar een heel nieuw tijdperk. Ontdekkingen en uitvindingen in de wetenschap volgden elkaar in razend tempo op en kregen steeds meer invloed op de samenleving. De mogelijkheden leken onbegrensd: massacommunicatie, auto's, vliegtuigen, treinen, fotografie, elektrisch licht, de wereld veranderde voor iedereen voorgoed.

Kortom, in het begin van de 20e eeuw (rond 1900) is de Westerse wereld sterk in ontwikkeling. Niet alleen op net gebied van techniek.

- Ook de industrie brengt met treinen, auto’s en vliegtuigen talloze nieuwe producten de wereld rond, maar ook de tank, mitrailleur en het gifgas worden ontwikkeld,

- het communisme wordt geboren,

- de psychoanalyse (van Freud) ontdekt nieuwe diepten in de menselijke ziel,

- en de relativiteitstheorie (van Einstein) verruimt de grenzen van de wetenschap.

Gasmakers in de loopgraven van WOI

Henry Ford met zijn beroemde, op de lopende band vervaardigde T-Ford in 1908.

1.3. Oorlogen

Maar in de eerste helft van de 20e eeuw werd de tijd ook getekend door twee wereld­oorlogen (WOI en WOII), de economische wereldcrisis en de opkomst van het fascisme.

Vruchtbare akkers en bossen, die zijn veranderd in met bloed besmeurde loopgraven. Er heerst politieke en financiële chaos die het dagelijks leven in de steden destabiliseert. Miljoenen mensenlevens die zijn weggevaagd door de Spaanse griep. De wereld is er niet best aan toe vlak na de Eerste Wereldoorlog in 1918.

Maar er is hoop. Een nieuwe betere tijd zal aanbreken, met een nieuwe betere mens. Een tijd die wordt gevormd door een nieuwe artistieke voorhoede die kunst midden in het dagelijks leven wil plaatsen. Een tijd ook waarin de mens zich zal verheffen dankzij moderne technologieën als luchtvaart en baanbrekende wetenschappen als psychoanalyse. Weg met de verstikkende tradities dus en leve de vooruitgang. De naam van deze utopische kunststroming: het modernisme.

Schilderij van Schönberg

Picasso - Afrikaanse maskers

1.4. Vooruitgangsgedachte

Kunst doet verslag of reageert op wat er in de wekelijkheid aan de hand is. Het maakt natuurlijk wel uit wat je onder die werkelijkheid verstaat. Het besef groeit dat die werkelijkheid meer is dan wat we met onze zintuigen kunnen zien of horen. Achter die waarneembare werkelijkheid houden zich emoties schuil zoals angst, agressie en passie. Kunstenaars wilden uiting geven aan deze gevoelens van angst en wanhoop.

Na de Eerste Wereldoorlog breekt er een nieuwe tijd aan. Kunstenaars willen een heel nieuwe weg inslaan en de kunst radicaal veranderen: het wordt gevoeld als het begin van een nieuw tijdperk. Kunstenaars creëren vol idealisme nieuwe werelden op doek, in beelden en in de architectuur, maar zij maken ook de ellende van die tijd zichtbaar. Een aantal kunstenaars wilde de 'oude' wereld kwijt. Ze verheerlijkten het dynamische, moderne leven. Anderen kozen voor 'antikunst' en een rebelse aanpak. En weer anderen zochten inspiratie bij andere culturen. Volkskunst en exotische kunst waren volgens hen nog niet bedorven en nog heel puur. Ze beschouwden de volkskunst als expressief, krachtig, intuïtief (op het gevoel) en magisch.

Overal in Europa waren kunstenaars, vormgevers en architecten enthousiast bezig om nieuwe ideeën uit te dragen en vorm te geven. Deze avant-garde publiceerde manifest na manifest over hoe het moest. De stromingen die in de beeldende kunst ontstonden, zoals het kubisme, het futurisme, het constructivisme en het expressionisme, werden ook voor architecten een bron van inspiratie.

Loopgraven WO I

Expressionisme Otto Dix: loopgraven

1.5. Opdrachtgever en autonomie

Het gevoel van de kunstenaar werd belangrijker dan het gevoel dat het werk bij de toeschouwers opriep. Ze gingen steeds persoonlijker en autonoom (zelfstandig, niet in opdracht van iemand) te werk. Het grote publiek haakte steeds meer af, ze begrepen vaak niet wat de kunstenaar wilde zeggen.

Begin 20e eeuw namen kunstenaars dus steeds meer vrijheid. Maar er zijn nog altijd totalitaire regimes die hun kunstenaars dwongen om propagandakunst te maken. Ze pasten censuur toe als men zich daaraan onttrok. Zodra Stalin aan de macht komt verwerpt hij alle kunst en staat alleen socialistisch realisme toe. Hitler legt vast aan welke regels een kunstenaar zich moet houden. Kunst moet realistisch zijn, dit is beter te gebruiken voor propaganda en bevat geen boodschappen die het regime belachelijk kunnen maken.

Naast alle nieuwe ontwikkelingen was er gelukkig ook zeker ruimte voor amusem*nt. Men kon er de zorgen en ellende even mee vergeten. Revues en musicals, maar ook de opkomst van de (geluids)film zorgden hiervoor. Film bleek een massamedium bij uitstek.

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Het boek bespreekt de cultuur van het moderne aan de hand van de vijf thema's: expressie, oorlog, techniek, abstractie en utopie

Hoofdstuk 8 Cultuur van het moderne, eerste helft twintigste eeuw

pagina 158 en 159: inleiding en tijdlijn

pagina 160: 8.1. Expressie: inleiding

pagina 170: 8.2. Oorlog: inleiding

pagina 176: 8.3. Techniek: inleiding

pagina 186: 8.4. Abstractie: inleiding

pagina 192: 8.5. Utopie inleiding

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 1:

Amusem*nt

ontspanning, vermaak

Avant-garde

Letterlijk: voorhoede

Verwijst in het algemeen naar een generatie jonge kunstenaars die met nieuwe vormen experimenteren in de beeldende kunst, muziek, dans, film en theater. Het begrip heeft ook betrekking op de stromingen zelf. Zo spreekt je van een avant-gardekunstenaar, maar ook van avant-gardemuziek of en een avant-gardefilm.

Autonoom

Autonoom volgens Van Dale: zelfstandig, onafhankelijk.

Voorheen was een kunstwerk meer een mooie decoratie voor aan de muur. Terwijl in de autonome kunst een kunstenaar nu zijn werk ziet als een persoonlijke uiting van zijn wereld. In autonome kunst draait het om emoties en niet om de vormgeving.

Idealisme

Streven naar een betere wereld

Facisme

Politieke opvatting die zich kenmerkt door autoritaire gezagsuitoefening en verwerping van de democratie.

Functioneel

Een duidelijke functie hebbend

Manifest

Een weergave van de stand- en/of uitgangspunten van (in dit geval) een groep kunstenaar.

Massacommunicatie

het overbrengen van gedachten, mededelingen enz. aan een groot publiek door gebruik van massamedia.

Massamedia

Media die heel veel mensen bereiken. Bijvoorbeeld televisie, radio, internet, kranten en tijdschriften.

Propaganda(kunst)

Propaganda is het maken van reclame voor bepaalde denkbeelden (dus niet voor producten), bijv. voor een politieke partij. Kunst wordt vaak ingezet als propagandamiddel.

Realistisch

Iets dat erg lijkt op de werkelijkheid

Utopie

Een ideale wereld die echter niet bereikt kan worden, een onmogelijke werkelijkheid.

IN DE LES BEHANDELD

LES 1 opdracht 1: oriëntatie opdracht

LES 2 Modernisme

LES 2 voor 1900 / na 1900

LES 2: Beeldende kunst vóór de 20e eeuw (10 dec. 2020)

Het begin van de moderne kunst!

Le déjeuner sur l'herbe, Édouard Manet 1863

2.1. De Salon van 1863

‘Le Déjeuner sur l’Herbe’ is een van de weinige kunstwerken die wereldberoemd zijn vanaf de eerste keer dat ze tentoongesteld werden. Het doek zorgde voor opschudding binnen de Franse kunstwereld. Het werk betekende het begin van het einde van de officiële ‘salon’ en wordt door sommigen gezien als het begin van de moderne kunst.

Vernisage in de officiële Salon

Expositie van goedgekeurde werken in De Salon

In de 19e eeuw was het hoogste wat je als Franse kunstschilder kon bereiken exposeren op de officiële koninklijke ‘salon’, de jaarlijkse kunstexpositie waar een strenge jury de beste kunstwerken van dat moment selecteerde. De jury bestond uit mannen die een erg conservatieve smaak hadden en de stijl van de academie propageerden. Edouard Manet had zijn opleiding gehad bij een academische schilder en schilderde in de stijl van Frans Hals en Diego Velasquez die hij zeer bewonderd. Het lukte hem met twee van deze werken de exposeren op de officiële salon van 1859.

2.2. ‘Le Déjeuner sur l’Herbe’


In 1863 stuurde Edouard Manet het nieuwste werk ‘Le Déjeuner sur l’Herbe’ in naar de salon.

Als je naar de voortselling kijkt zie je een picknick van twee mannen met een naakte vrouw, met op de achtergrond een badende vrouw in een stroompje. Waarom is de vrouw naakt?

Als je naar de vormgeving kijkt zie je een compositie die niet klopt: de verhoudingen tussen de voor en de achtergrond kloppen niet. Ook de lichtval is vreemd. Deze lijkt wel die van een studio te zijn want er zijn nauwelijks schaduwen.

Bovendien is het een groot doek (2.08 x 2.65 m), wat in die tijd meestal voor historische of mythologische scenes werd gebruikt en niet voor schilderijen van alledaagse onderwerpen.

2.3. Salon des Refusés

De Salon wees het werk af, samen met een enorme hoeveelheid andere werken. Op initiatief van keizer Napoleon III werd er daarom een ‘salon van geweigerden’ (Salon des Refusés) georganiseerd. Le Déjeuner sur l’Herbe werd het meest besproken werk van deze tentoonstelling. Sommige critici vonden het doek vreselijk vanwege de ruwe penseelstreek of de obsceniteit van de naakte vrouw. Andere critici waardeerden het kleurgebruik en de energie die het uitstraalde.

Macht jury

De commotie die het werk van Edouard Manet veroorzaakte, zou nog tientallen jaren nadreunen in de Franse kunstwereld. Na de Salon van Geweigerden uit 1863, zouden er vaker tegententoonstellingen worden georganiseerd. Hier toonden andere vernieuwende kunstenaars uit de 19e eeuw hun werk. De conservatieve jury begon zijn langzaam zijn macht te verliezen en de salon verloor langzaam de faam die het altijd gehad had.

2.4. De 20e Eeuw


Na de tentoonstelling op de salon werd ‘Le Déjeuner sur l’Herbe’ verkocht aan een beroemde opera zanger die het twintig jaar in zijn bezit hield. Via enkele doorverkopen kwam het doek uiteindelijk in 1906 in het bezit van de Franse staat, die het toewees aan het Louvre. Sindsdien is het doek permanent te zien in verschillende musea in Parijs. Sinds de opening van het Musée d’Orsay in 1986, is het één van de topstukken in dat museum.

Na de opschudding die het werk veroorzaakte in 1863, is het ‘Le Déjeuner sur l’Herbe’ eigenlijk altijd een geliefd werk geweest van kunstenaars. Het werk stond symbool voor vernieuwing van de kunst was een eerste kleine stap richting het modernisme waar direct waarneembare plaats maakt voorsymboliek, fantasie en gevoelens.

In de 20e eeuw veel andere kunstenaars geweest die hun eigen interpretatie van Manet's werk hebben gemaakt. Zij hebben met hun eigen werken de beroemdheid van Manet in stand gehouden.

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 7 Romantiek en Realisme

Hoofdstuk 7.2 Verslag van het alledaagse

pagina 146 - 147: Salon des Refuses

Hoofdstuk 7.3 Naar een nieuwe eeuw:

Pagina 148 - 149: de kluizenaar

Pagina 154 - 155: postimpressionisme

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 2

De Salon

Een openbare expositie, in Parijs in de 19e eeuw, van kunstwerken om het contact tussen kunstproducenten en -consumenten tot stand te brengen.

De Salon de refusés

"Salon van de geweigerden" was een vanaf 1863 onregelmatig gehouden tentoonbstelling in Parijs, parallel aan de officiële salon. Op de Salon des Refusés werden door Parijse galeries schilderijen en beeldhouwwerken tentoongesteld die niet toegelaten werden tot de officiële salon.

Symbool/symboliek

Een teken waarbij geen natuurlijke relatie bestaat tussen hoe het teken eruit ziet en de betekenis die ermee wordt uitgedrukt.Een symbool is een betekenisdrager; het heeft enerzijds een vorm of representatie, en anderzijds een betekenis.

IN DE LES BEHANDELD

LES 2: le dejeuner sur l'herbe PPT

LES 2: le déjeuner sur l'herbe OPDRACHT

LES 3: Beeldende kunst: expressionisme (17 dec. 2020)

3.1. Veranderingen in de kunstwereld

Hoe kunnen we verandering vormgeven? Met deze vraag worstelden veel kunstenaars aan het begin van de 20ste eeuw. Er waren allerlei grote wetenschappelijke, psychologische en politieke ontwikkelingen waar zij op wilden of moesten reageren. Albert Einstein presenteerde zijn relativiteitstheorie, de industrie ontwikkelde zich verder in machinerie en productiemogelijkheden, Freud ontwikkelde de psychoanalyse en nieuwe politieke stromingen kwamen op en brachten bepaalde nieuwe ideeën over de samenleving met zich mee.

Beeldend kunstenaars gaan op zoek naar vernieuwing, ze willen breken met het verledenen. Ze willen autonoom (les 1) zijn: origineel zijn en unieke kunstwerken maken. Zij geloven dat kunst de maatschappij kan verbeteren: utopie (les 1). Zij vinden dat kunstenaars voorop moeten lopen in deze ontwikkeling: Avant-Garde kunstenaars (les 1). Kunstenaars zochten een manier om aan deze veranderingen vorm te geven wat leidde tot vernieuwing van de kunst. Ze zetten nadrukkelijk een punt achter de academische traditie, de kunst die werd doorgegeven op academies en in musea, om een ‘nieuwe kunst voor de nieuwe mens’ te vinden.

Beeldende kunstenaars gingen na 1900 globaal drie richtingen op. De eerste groep richtte zich vooral op het gevoelsleven: expressie, en gingen de wereld beschouwen vanuit hun eigen emotie en reageerde met woede of openheid op alle ontwikkelingen. De tweede groep koos voor een terugkeer naar simpelheid en waren geinteresserd in vorm en compositie, kleur en materiaal: abstractie. De derde groep hield zich bezig met vervreemding. Hierdoor onstaat er een explosie van verschillende stijlen en sub-stijlen (-ismen). De bindende factor was hun geloof in een nieuwe, betere gemeenschap.

1. EXPRESSIE (les 3.2):

Van het materiële naar het geestelijke: verwerping natuurgetrouwheid (Kandinsky, Mondriaan, Picasso, Brancusi); vorm, verhouding (De Stijl).

2. ABSTRACTIE (les 4.1):

Zoeken naar de essentie door afstand te nemen van de zichtbare werkelijkheid. Natuur: de structuur achter de zichtbare natuur. Functionalisme (Bauhaus; De Stijl; Constructivisme).

3. VERVREEMDING (les 4.2):

De wereld van het onderbewuste (Freud); de irrationaliteit en de anti-kunst. (Surrealisme en Dadaisme).

Freud

Spotprent over Sigmund Freud

Pyschoanalyse Freud

3.2. Expressie

Vanuit de eerste groep die zich ging richtten op het gevoelsleven onstond een nieuwe kunststroming: het expressionisme. De nadruk komt te liggen op het rechtstreeks tot uitdrukking brengen van - vaak heftige - emoties. Expressionisten waren geïnteresseerd in het innerlijk leven van de mens: op een directe en spontane wijze wordt de gevoelswereld tot uitdrukking gebracht: intensiteit en wanhoop, maar ook hartstocht. De angsten en irrationele driften van het onbewuste waar Freud over schreef. Kunstenaars uit heel Europa gingen op deze manier werken. Maar vooral in Duitsland, met de kunstenaarsgroepen Die Brücke en Der Blaue Reiter, en in Frankrijk, het Fauvisme, is het expressionisme sterk vertegenwoordigd. Gevestigde, academische kunstenaars keken met verachting op hen neer.

Kathe Kollwitz: de overlevenden, 1923

Jawlensky: portret van Alexander Sakharoff, 1909

Werkwijze expressionisten

Om de soms heftige gemoedstoestanden uit te beelden, experimenteerden expressionisten met vormgeving en materialen technieken. Bewust legden deze schilders de traditionele regels, waaraan de kunst moets voldoen naast zich neer. Volgens hen stonden regels voor compositie, perspectief, lichtweergave en stofuitdrukking de spontane uitdrukking van het innerlijk alleen maar in de weg. Met verwrongen figuren, vertekend perspectief, sprekende, onrealistische kleuren en een dikke, grove manier van schilderen probeerden ze die onzichtbare wereld weer te geven.

Kunstwerken waren over het algemeen nog wel figuratief maar om emoties te kunnen vertalen naar kunst werd de beeldtaal die ze gebruikten steeds abstracter.

Kirchner (Die Brücke)

3.3. EXPRESSIONISME:

Kirchner en Die Brücke

In 1905 stichtten vier architectuurstudenten de kunstenaarsvereniging Die Brücke op. In het 'Programma' van de groep uit stond dat iedereen zich bij Die Brücke mocht aansluiten die spontaan, rechtstreeks schilderde wat zijn gevoel hem ingaf. Dit als antwoord op de moderne beschaving.

De onderwerpen voor hun werken vonden ze in hun eigen omgeving: o.a. scènes met modellen in ateliers en in de vrije natuur, vakanties aan de Noordzeekust, dansvoorstellingen en vooral de grote stad. Om zoveel mogelijk vanuit het gevoel te werken, werden de menselijke figuren vervormd. Ook de techniek en het materiaal werd bij het gevoel aangepast. Soms kozen ze voor een snelle houtskoolschets of aquarel, een andere keer voor een houtsnede. Vooral de dikke, puntige lijnen van de houtsnede leken goed te passen bij de 'harde' uitstraling van sommige werken. Het kleurgebruik was fel met naast elkaar geplaatste contrasterende kleuren. Later kregen de kleuren meer een eigen gevoelswaarde, los van de kleuren uit de werkelijkheid.

In 1913 werd de vereniging officieel opgeheve, vanwege onderlinge onenigheid. Achteraf, in 1933, werden ze allemaal door de nazi-regering entartet verklaard.

Houtsnede (Heckel)

Kirchner: invloed van 'primitiven'

Invloed primitive kunst

Kirchner was net als Picasso (hfst 4.) gefascineerd door de onbeschaamde uitstraling van primitivime exotische beelden, zoals die te zien waren in het volkenkundig museum van Dresden. Hij legde een verzameling van dit soort beelden aan. Het onbedorvene, intuïtieve van deze 'primiteve kunstenaars' werd in vergelijking met de starre academische westerse kunsttradities, waarin kunst aan regels moest voldoen, heel erg bewonderd.

Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (30)

Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (31)

Voorbeeld van primitive invloed op Picasso: Les Démoiselles d'Avignon

3.4. EXPRESSIONISME

Kandinsky en der Blaue Reiter

Een andere groep Duitse expressionisten was de in 1909 opgerichhte vereniging 'Der blaue Reiter', met o.a. als leden kunstenaars Kandinsky en Marc. De leden van Der Blaue Reiter waren, in tegenstelling tot de onstuimige en tegendraadse kunstenaars van Die Brücke , allemaal academisch opgeleid. Maar ook zij verwierpen de traditionele schilderkunst. De schilderkunst moest beide werelden verenigen, zoals Kandinsky had bedacht.

Alle schilders gebruikten expressieve kleuren om de innerlijke wereld over te brengen op de kijker. Ook zij voelden zich, net als de leden van die Bücke, aangetrokken tot de 'primitieven'. zo werden zij beïnvloed door de Beierse en Slavische volkskunst. Kandinsky schilderde sprookjesachtige scènes met folkloristische figuren, die de mystieke sfeer van het Russische platteland oproepen. Een andere blijvende bron van inspiratie was het effect van kleur op het gevoel. Al Kandinsky's eigen werken zouden voortaan hierover gaan. Kandinsky was de eerste kunstenaar die de stap naar volledige abstractie zette (hfst 4.).

Marc (Der Blaue Reiter)

Kandinsky

3.5. EXPRESSIONISME

Matisse en Fauvisme

De Franse Fauvisten-groep bestond uit een aantal jonge schilders, onder leiding van o.a. Henri Matisse. Bij het fauvisme draait het voornamelijk om kleur en vorm . Op de doeken is een geweld te herkennen, de kleuren werden vaak ongemengd aangebracht op het doek, direct uit de tubes. Ze werkten met een volledig willekeurig kleurgebruik, opzettelijke disharmonieën: de z.g. kleurcontrasten. Kenmerkend is ook de spontaniteit en de ruwe uitvoer. Critici vonden dat ze schilderden als wilde beesten (“fauves”).

Voor het eerst gaan kunstenaars echt autonoom te werken. Ze trekken zich niets meer aan van goede smaak of wat “men” vindt, maar volgen hun eigen weg. De kunstenaars maken geen kunst meer specifiek voor een opdrachtgever, maar voorzichzelf. Als iets je aanstond kon je het kopen.

Matisse

Matisse

Belangrijke kenmerken expressionisme

• individuele, subjectieve expressie; persoonlijke uitdrukking van gevoelens
• de innerlijke wereld, emoties krijgen vorm
• de schilderstijl is grof en bewegelijk
• duidelijke vormen, geen details
• fel expressief kleurgebruik

Belangrijke kunstenaars van het Expressionisme:

Duitsland: Die Brucke: Kirchner

Duitsland: Der Blaue Reiter: Kandinsky en Klee

Frankrijk: Fauvisme : Matisse

Nederland/ Frankrijk: Kees van Dongen

Noorwegen: Munch

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.1. Expressie:

pagina 162 en 163: Expressionisme

pagina 164 en 165: Maskers en Schepping

Hoofdstuk 8.2. Oorlog:

pagina 170 en 171: Schietschijf

Hoofdstuk 8.4. Abstract:

pagina 186 en 187: abstract en muziek als bron

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 3:

Abstractie

Expressievorm die erop gericht is afstand te nemen van de zichtbare werkelijkheid.

Beeldtaal

Overdracht van gedachten/ideeen waarbij gecommuniceerd wordt in beelden ipv geschreven- of gesproken taal.

Entartet

Is een Duitse term die in nazi-Duistalnd (1933-1945) werd gebruikt om kunst aan te duiden die niet aan de eisen van het nationaalsocialistische regime voldeed. Het ging vooral om moderne kunst uit die tijd, zoals abstrecate kunste en het Expressionisme.

Expressief

Het uitdrukken van gevoel (in de kunst).

Figuratief

Kunst waarin herkenbare onderwerpen (al dan niet realistisch) zijn afgebeeld.

Houtsnede

De houtsnijkunst is een grafische techniek. Er wordt in een zachte houtsoort een tekening uitgegutst. Hierna wordt met een inktroller de drukplaat van zwarte of gekleurde drukinkt voorzien en vervolgens op papier afgedrukt. De afbeelding ontstaat in spiegelbeeld door het hout dat is blijven staan.

Intuïtief

Wat je aanvoelt zonder te hoeven denken.

Primitivisme

Kunstenaars streven ernaar terug te keren naar de tijd van voor de moderne beschaving, naar het primitieve, toen alles nog 'onbedorven eenvoudig en oorspronkelijk' was. Het spontane en het naïeve staan centraal.

Psychoanalyse

In de psychoanalyse (Freud) worden psychische klachten toegeschreven aan het onbewuste van de pa­tiënt.

IN DE LES BEHANDELD:

LES 3: WERKBLAD 1: lesopdracht cultuur moderne

LES 3: WERKBLAD 2: kenmerken van het expressionisme

PPT EXPRESSIE

EXTRA INFO:

Zeer de moeite waard om eens te bekijken als je toepassingsgericht wilt leren! In onderstaande website zie je een mooi overzicht van het expressionisme:

- kenmerken,

- kunstwerken,

- kunstenaars etc.

Kenmerken Expressionisme

LES 4: Beeldende kunst: abstractie & vervreemding (17 dec. 2020)

Wie zich met de geschiedenis van de beeldende kunst bezighoudt, leest over steeds nieuwe stromingen en stijlbewegingen. Een van de meest ingrijpende ontwikkelingen deed zich voor in het begin van de 20ste eeuw. Kunstenaars lieten de uitbeelding van de werkelijkheid voor wat ze was en gingen abstract schilderen. ​

4.1. Abstractie

In de moderne kunst zijn kustenaars niet alleen geïnteresseerd in wat je kan zien, maar ook in wat je met je andere zintuigen kan ervaren (horen, voelen, ruiken etc.). Om dit (niet zichtbare) zichtbaar te maken te gingen kunstenaars op zoek naar een andere beeldtaal: weergeven door kleur, vorm, lijn, en compositie. Om emoties te kunnen vertalen naar kunst werd de beeldtaal steeds abstracter.

1910: Kandinsky: compositie en kleur

Kandinsky

Kandinsky wordt vaak geroemd als grondlegger van de abstracte kunst. In zijn werk was alleen kleur voldoende om een bepaald voorwerp op te roepen. Hij ontdekte dat met het weglaten/vereenvoudigen van vormen het niet zichtbare vanzelf op de voorgrond treedt.

Kandinsky werd enorm geinspireerd door muziek. Bij het luisteren naar verschillende instrumenten zag hij de meest uiteenlopende kleuren voor zijn ogen. Kleuren die hij later met de spatel op het doek zou uitsmeren. Hij keek letterlijk de kunst af van muziek, die hij als de meest abstracte kunstvorm zag. Mede onder invloed van de atonale muziek van Schönberg maakte Kandinsky zijn eerste abstracte werk. Met titels als Compositie en Gele of Blauwe Klank benadrukte Kandinsky het verband tussen muziek en schilderkunst: klank en kleur.

Abstracte -ismen

Niet alleen Kandinsky maakte abstract kunst. In alle moderne kunststromingen zie je dat kunstenaars op hun eigen manier gaan abstraheren: bijvoorbeeld in het Kubisme, het Futurisme, het Constructivisme, de Stijl en de kunstenaar Brancusi.

Binnen elke kunststroming gebeurt dat op een andere manier. Hoe kunstenaars willen abstraheren beschreven ze in hun in manifesten (les 1). Zo staat in het futuristisch manifest hoe de kunstenaar de vooruitgang in de moderne samenleving vorm kan geven door de snelheid en de beweging te schilderen.

- Kubisme:abstractie d.m.v. geometrische vormen - inspiratie bij o.a. Afrikaanse kunst

- Futurisme: abstractie d.m.v. beweeglijke vormen en kleurcontrasten - innspiratie bij technologie - " Futuristisch manifest "

- De Stijl: abstractie d.m.v. geometrische vormen, primaire kleuren en niet- kleuren

- Contructivisme: abstractie d.m.n. geometrische vormen en compositie, ordening - inspiratie promotie van het Communisme

- Brancusi: abstactie d.m.v. vereenvoudigde vormen - inspiratie bij volkskunst - primitieve culturen

1914: Futurisme: snelheid en beweging

1921: De Stijl: compositie, vorm en kleur

Kubisme

Kubisme en Picasso

In het kubisme worden delen van zichtbare dingen uit hun verband gehaald en geabstraheerd tot platte, geometrische basisvormen. Deze losse basisvormen worden als een collage opnieuw 'opgeplakt', vaak zo dat een onderwerp of gezicht vanuit meerdere kanten tegelijk wordt getoond.

De eerste kubisten, waaronder Picasso, waren echte avant-gardisten: ze propageerden een nieuwe manier van kijken en schilderen. De gebruikelijke wijze van kijken en uitbeelden op het platte vlak, die vanaf de Renaissance gebruikelijk was, werd door hen verworpen.

Picasso raakte net als de expressionisten onder de indruk van primitive kunst: beelden en maskers uit Afrika en Oceanië. Hij legde in zijn atelier een verzameling aan van dit soort beelden. Hij schilderde Les demoiselles d' Avignon, waarin alle invloeden samenvloeiden tot een nieuwe stijl, het kubisme.

Futurisme: Balla, straatverlichting

Futurisme

Centrale thema's van de futuristen warenmoderne technieken, het drukke stadsleven, beweging, snelheid en licht in de snel veranderende twintigste eeuw. Deze thema'swerden door de futuristen met allerlei nieuwe technieken weergegeven. De kunstenaars richtten zich vooral op de kracht, beweging en snelheid van moderne machines en vervoersmiddelen. Daarmee heeft het futurisme zijn plaats verdiend als avant-gardestroming.

Net als in het kubisme wordt de afbeelding vaak ontleed, versplinterd - meestal min of meer geometrisch van vorm. Anders dan de kubisten probeerden de futuristen ook ombeweging op het doek over te brengen.Een andere verniewing tov het kubisme is het tegelijk weergeven van verschillende bewegingsmomenten. Die techniek was ontleend aan de fotografie en de film.

Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (44)

De Stijl

De Stijl zette zich in voor een nieuwe kunst in een nieuwe, betere wereld. De gelijkwaardige samenwerking tussen schilders en architecten was daarbij een belangrijk doel. De Stijl wilde een zuivere kunst. Dat betekent dat de kunst onafhankelijk moest worden en haar eigen regels en wetten moest formuleren. Zij werkten met een paar belangrijke uitgangspunten en streefden naar harmonie en evenwicht door het gebruik van eenvoudige beeld- en vormaspecten, zoals:


- de universele primaire kleuren, zwart-wit en grijzen
- horizontaal en verticaal (later ook diagonaal)
- rechthoekige vormen
- elkaar loodrecht kruisende lijnen
- basisvormen, zowel tweedimensionaal als driedimensionaal
- asymmetrische composities

Abstractie, Piet Mondriaan (de Stijl)

Constructivisme

Ook Russische avant-gardisten hadden de wens om, met hun kunst, mee te helpen aan een nieuw Rusland. Concreet betekent dit de revolutionaire omvorming van de Russissche maatschappij. Het contsructivisme was van 1917 tot 1921 de officiele kunst van de Russische revolutie. Maar na 1920 werden de moderne kunstuitingen door de regering veroordeeld als onbegrijpelijk voor het gewone volk en in strijd met het algemeen belang.

Lenin had weinig op met de avant-gardisten: “Ik ben niet in staat om de werken van expressionisme, futurisme, kubisme en andere ismen te zien als de hoogste manifestatie van artistiek genie. Ik begrijp ze niet. Ze geven me geen enkele vreugde.”

Voor constructivistische kunstenaars als Kazimir Malevich en El Lissitzky moest kunst een reflectie zijn van de nieuwe dynamische, technische wereld. Ze de beperkten zich in hun werk tot puur geometrische vormen in hun compositie of constructie. Composities van 'technische' vormelementen en hun verhouding tot elkaar en tot de omringende ruimte. Er werd bewust afgezien van verwijzing naar de objavtievie werkelijkhied en subjectieve uitdrukking.

Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (47)

1920: Constructivisme: vorm en constructie

Brancusi

De Roemeense kunstenaar Brabcusi zocht naar de essentie van vormen: hij liet zo veel mogelijk details weg, tot alleen het allerbelangrijkste overbleef. Hierdoor balanceren de beelden op de grens tussen figuratieve en abstracte kunst.

Brancusi: in zijn atelier in Parijs: inspiratie bij primitieve culturen

4.2. VERVREEMDING

Dadaisme

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtten verschillende kunstenaars naar het neutrale Zwitserland. De oorlog had hen van huis verdreven. Zij wilden kunstenaars een rol konden spelen om de maatschappelijke en politieke situatie te verbeteren. Als enige optie zagen zij het omverhalen van de bestaande cultuur. Alle bestaande normen en waarden moesten belachelijk gemaakt worden. Ze riepen hiermee veel discussies over kunst op in internationale bladen.

Het Dadaïsme was, net als het futurisme, een korte, maar heftige kunststroming. De dadaïsten experimenteerden in diverse technieken. Bijvoorbeeld:

- Readymades: normale, alledaagse, al dan niet bewerkte voorwerpen werden door hen tot kunstwerk verklaard (o.a. door te ondertekenen).

- Collage- en frottage-techniek: bij de frottage-techniek werden nu niet alleen materialen als hout, textiele stoffen en dergelijke in een reliëfvorm afgedrukt, maar ook afvalmaterialen werden gebruikt.

DADA

Max Ernst: frottage

Surrealisme

In het Surrealismestaan dromen, visioenen en erotische fantasieëncentraal. Zij zochten een hogere werkelijkheid achter de uiterlijke verschijningsvorm (sur-realité). Aan deze gedachtegang lagen de denkbeelden van de psycholoog Sigmund Freud ten grondslag, die toentertijd de basis legde voor de psychoanalyse. André Breton (1896-1966), de grondlegger van het surrealisme, was gefascineerd door dromen, het boek Die Traumdeutung en de psychoanalyse. In surrealistische schilderijen en films komen dan ook veel onderbewuste droomomgevingen voor, gebaseerd op de Freud theorieën.

- abstract surrealisme: automatisme
Het automatisme (spontaan uiten van wat er in je gedachten opkomt) leidde tot een abstract surrealisme waarbij toeval het uitgangspunt was. Het toeval moest bepalen hoe absurde fantasieën in afbeeldingen of surrealistische teksten ontstaan.

Een surrealist die abstract werkte was Joan Miro.

- figuratief surrealisme: droom

Het vastleggen van dromen leidde tot een figuratief surrealisme. Kenmerkend is het naast elkaar plaatsen van gewoonlijk niet combineerbare objecten, waardoor dingen of situaties uit hun normale verband gerukt worden.

Een bekende surrealist die figuratief werkte was Salvador Dali.

Miro

Dali

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.1 Expressie

pagina 164 - 165: Maskers

pagina 168 - 169: alles

Hoofdstuk 8.2 Oorlog

pagina 170 - 171: Home by Christmas

pagina 172 - 173: alles

pagina 174 -175: entartet, verdorven kunst

Hoofdstuk 8.3 Techniek

pagina 176 - 177: alles

pagina 180 -181: Boogiewoogie

pagina 184 -185: alles

Hoofdstuk 8.4 Abstract

pagina 186 -187: alles

pagina 188 -189: alles

Hoofdstuk 8.5 Utopie

pagina 192 -193: Russische Revolutie

pagina 188 -189: alles

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 4

Avant-gardisten

Avant garde kunstenaars.

Collage- en frottage-techniek

Materialen als hout, textiele stoffen maar ook afvalmaterialen worden in een reliëfvorm afgedrukt.

Essentie

Het wezen van iets, datgene wat kenmerkend is voor iets. Datgene wat overblijft wanneer de als zodanig beschouwde 'randzaken' worden weggedacht.

Abstraheren

Van een herkenbaar figuratief beeld een minder herkenbaar of zelfs een non-figuratief beeld maken. Het is ook mogelijk van beeldende aspecten zoals vorm, kleur, ruimte en licht te abstraheren.

Readymades

Normale, alledaagse, al dan niet bewerkte voorwerpen worden tot kunstwerk verklaard

Russische revolutie

De gebeurtenissen in Rusland die een einde maakten aan het bewind van tsaar Nicolaas II en uiteindelijk tot de vestiging van een bolsjevistische staat leidden.

Surrealistisch

Letterlijk: onrealistisch. Kunstwerken waarin de fantasie- of droomwereld wordt verbeeldt.

Vervreemding

Artistiek middel waarmee surrelistische kunstenaars proberen, meestal door bewuste ingrepen op kunstwerken, te verhinderen dat het publiek zich identificeert met het werk.

IN DE LES BEHANDELD:

Les 4:( Havo 4 2019-2020): Werkblad Mondriaan: van Realisme naar Abstractie

PPT ABSTRACTIE

PPT VERVREEMDING

EXTRA INFO:

Zeer de moeite waard om eens te bekijken als je toepassingsgericht wilt leren! In onderstaande websites zie je een mooi overzicht per stroming:

- kenmerken,

- kunstwerken,

- kunstenaars etc.

Kenmerken Kubisme

Kenmerken Futurisme

Kenmerken De Stijl

Kenmerken Constructivisme

Kenmerken Surrealisme

BIJ LES 2,3 EN 4: ANALYSE BEELDENDE KUNST

BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING

Beeldende kunst of autonome kunst: schilderkunst, beeldhouwkunst, fotografie, video etc.

Vormgeving of toegepaste kunst: architectuur, design, affiches, mode etc.

​1. Voorstelling/concert/muziektheaterstuk:

Wat wordt afgebeeld? Is er een onderwerp, verhaal, thema, boodschap, concept?

2. Vormgeving:

Hoe wordt de voorstelling afgebeeld/ vormgegeven door middel van beeld? Hoe wordt het gebouw/object/affiche vormgegeven?

3. Materiaal en Techniek

Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de voorstelling/het gebouw/object/affiche vormgegeven?, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

1.Voorstelling:

Wat wordt afgebeeld? Is er een onderwerp, verhaal, thema, boodschap, concept?

Wat wordt afgebeeld? Voorstellingen zijn onderwerpen en/of thema’s als stilleven, landschap, portret etc., naar de waarneming of naar de fantasie. De voorstelling kan (eventueel via symbolen, kleuren, attributen etc.) verwijzen naar een achterliggend idee, een specifiek personage, een verhaal (bijbels, mythologisch, historisch), een diepere betekenis of inhoud.

Johannes Vermeer, gezicht op Delft.

2. Vormgeving:

Hoe wordt de voorstelling afgebeeld/ vormgegeven door middel van beeld? Hoe wordt het gebouw/object/affiche vormgegeven?

Hoe wordt de voorstelling afgebeeld, beeldend vormgegeven? Hoe wordt het gebouw/object/affiche vormgegeven? Aspecten van beeldende vormgeving zijn vorm, compositie, ruimte, licht en kleur.

Vorm

Denk daarbij aan tweedimensionale (vlak, plat) en driedimensionale vormen (ruimtelijk, plastisch), abstracte of figuratieve vormen, schematische, gestileerde, organische, geometrische vormen (zoals Mondriaan gebruikte) etc.

Compositie

Dit is de ordening/plaatsing/groepering van de verschillende vormen op een vlak (evenwichtig, symmetrisch, asymmetrisch, dynamisch) of de plaatsing van driedimensionale vormen binnen een installatie.

Ruimte

Dit gaat over ruimtelijkheid en plasticiteit bij driedimensionale vormen en de suggestie van dieptewerking of plasticiteit in tweedimensionale werken.
Suggestie van dieptewerking ontstaat vooral door (lijn)perspectief (met als bijzondere varianten het vogelvlucht- of kikvorsperspectief). Suggestie van plasticiteit ontstaat door licht en schaduw.

Licht

Dit gaat over de werking van echt licht op driedimensionale vormen en de effecten van licht bij architectuur (glas) of over de suggestie van licht in tweedimensionale werken:
natuurlijk licht, kunstlicht (kaars, lamp), licht-donkercontrasten / clair-obscur (bijvoorbeeld bij Rembrandt), schaduw, plasticiteit, stofuitdrukking (suggestie van textuur van stoffen als fluweel, marmer, glas etc. door virtuoze lichtbehandeling).

Kleur

Denk daarbij aan kleursoort (rood, geel, groen etc.), helderheid, verzadiging, kleurencirkel (bijvoorbeeld die van Johannes Itten, docent aan het Bauhaus), kleurcontrasten, kleursymboliek, verschillende soorten van kleurmenging etc.

Kleurgebruik Groninger Museum: De kleur van het bekledingsmateriaal van laminaat, een geperste kunststof, is speciaal voor het museum ontwikkeld door Abet, en verwijst naar schatten in het binnenste.

3. Materiaal/techniek:

Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de voorstelling/het gebouw/object/affiche vormgegeven?

Hierbij gaat het om het materiaal waarmee de kunstenaar gewerkt heeft, bijvoorbeeld: hout, verf, glas, textiel, baksteen, drukinkt, klei, marmer enz.

Het materiaal betreft ook de gereedschappen waarmee is gewerkt zoals hamer, kwast, potlood, enz.

De techniek is de manier waarop het materiaal wordt verwerkt. Bijvoorbeeld: tekenen, hakken, fotograferen, borduren, gieten.

hanteringwijze

De hanteringwijze is de manier waarop de kunstenaar zijn materiaal gebruikt. Dit bepaalt hoe het werk overkomt, bijvoorbeeld: grof of fijn, glad of ruw, snel of doordacht.

Ian Cook heeft een hele originele manier bedacht om te schilderen. Dip een afstand bestuurbare autootje in de verf en laat deze over een canvas rijden

LES 5: Expressie in muziek en dans (28 jan. en 3 feb. 2021)

Bekijk vanaf 0.00 tot 3.00 - docu over muziek begin 20e eeuw

5.1. Expressionisme in muziek


Ook componisten zochten naar nieuwe manieren om muziek te componeren. Gevoelens van somberheid, beklemming en een negatieve kijk op het leven worden, net als in de schilderkunst, in deze nieuwe moderne muziek geuit. Componisten proberen de diepste menselijke ziel bloot te leggen met een muziekstijl die zeer modern klinkt.

Dat muziek 'mooi' moet klinken vinden ze onzin, emoties zijn niet altijd mooi. Er moeten niet teveel regels gelden want deze regels staan het uiten van deze gevoelens in de weg. Componisten als Schönberg, Satie, Bartok en Strawinsky, zetten zich af tegen de klassieke muziek die tot dan toe populair waren. Het was voor hen een zoektocht vol experimenten, vol muziek die nieuw, spannend en vooral vervreemdend klonk. Expressionistische muziek is dan ook muziek van uitersen en contrasten. Extreme gemoedstoestanden als hysterie en krankzinnigheid en ervaringen als nachtmerries werden in een zeer complexe muziek tot uitdrukking gebracht.

Erwartung van Schönberg

Schönberg

"Kunst behoort tot het onderbewuste. Men moet zich uitdrukken, zich rechtstreeks uitdrukken! Niet de smaak, niet de opvoeding of het verstand en het kunnen. Niet al deze niet-aangeboren eigenschappen. Maar de aangeboren, de instictieve."

Volgens hem vraagt het einde van de Eerste Wereldoorlog om een nieuwe wereld met een nieuwe muzikale taal en regels.​ Hij breekt daarom met de harmonieleer waarin wordt voorgeschreven welke tonen gecombineerd kunnen worden en goed in het gehoor liggen.

Schönberg maakt atonale muziek, hij maakt tooncombinaties die niet werden toegestaan. De gebruikte dissonanten maken de muziek scherp, geven rechtstreeks uitdrukking aan het gevoel. Melodieën worden fragmentarisch en nauwelijks meer na te zingen. Ritmes zijn complex en grillig. De muzikale vorm is vrij en volgt vaak de tekst. De tekst kan half worden gesproken, half gezongen zgn. spreekgezang.

Muziek volgens Schönberg is dus:

  • niet bedoeld om prettig in het gehoor te liggen

  • wel bedoeld om zo indringend mogelijk uitdrukking te geven aan gevoelens

  • er is meer sprake van spreken dan van zingen

Schönberg gaat nog verder met zijn vernieuwingen. Hij zorgde voor een revolutie met de twaalftoonsmuziek, gebaseerd op de twaalf tonen van de toonladder. Hij zet de tonen in een bepaalde volgorde: dit is het basismateriaal voor de compositie. Geen toon mocht belangrijker zijn dan de andere, daarom komen ze even vaak voor in een muziekstuk.

Anton Webern

Voorbeeld twaalftoonsmuziek:

Anton Werbern, student van Schönberg, componeerde rond 1911 het werk Bagatellen voor strijkkwartet. Zelf zegt hij over dit stuk: "Het zijn allemaal heel korte stukjes, die maar een paar minuten duren. Ik had het gevoel, dat als alle twaaf noten gebruikt waren, het stuk af was. Er ontstond een nieuwe regel voor mij: voordat alle twaalf noten zijn gespeeld, mag er geen opnieuw worden gebruikt".

UITLEG 12 toonsmuziek

Satie

Een andere componist uit deze tijd is Eric Satie. Hij ontwikkelde fragmenten die hij willekeurig achter elkaar kon plaatsen, zo bouwde hij als het ware een muziekstuk. Dit was een tegenreactie op de strakke structuur die de klassieke muziek tot die tijd kenmerkte. Het grote publiek haakte af bij deze nieuwe muzikale ervaringen, ze begrepen niet hoe ze naar deze muziek moesten luisteren.

Picasso, Satie, Les Ballets Russes,Parade (1917)

Het opkomende nationalisme zorgde ook voor interesse in andere culturen en een hernieuwde blik op de eigen cultuur. Een voorbeeld in de klassieke muziek was Béla Bartók, een componist die volksmuziek uit Hongarije probeerde te verbinden met de gangbare westerse muziek en creëerde een samensmelting van die twee. Deze volksmuziek is puur, rauw en opzwepend.

Béla Bartók

5.2. Klassiek ballet

In de 19e eeuw was het klassieke ballet erg populair. Nog steeds worden klassieke balletten uit de 19e eeuw in onze theaters opgevoerd. Het Zwanenmeer en de Notenkraker bijvoorbeeld (wie kent ze niet?) zijn tegenwoordig familie-voorstellingen vanwege de sprookjesachtige thema’s, de fantastische ballettechniek en de makkelijk te volgen verhaallijn. Je kan er lekker bij wegzwijmelen.

Bij ballet is danstechniek erg belangrijk: ook wel ‘academische danstechniek’ genoemd. Het is een dans die van tevoren door een choreograaf, vaak in samenwerking met de dansers, is uitgedacht en die zich houdt aan een aantal regels. Die regels kun je het beste zien als een stel basishoudingen voor het lichaam. De belangrijkste basishouding in klassiek ballet is het vanuit de heupen buitenwaarts (‘en-dehors’) draaien van benen en voeten. Dit 'uitgedraaid zijn' werd vroeger als buitengewoon sierlijk en kunstig gezien. Je ziet het ook terug in de vijf basisposities voor de voeten, de eerste, tweede, derde, vierde en vijfde positie genoemd:

Ook zijn de bewegingen vaak gericht op het ‘aanraken van de hemel’: de bewegingen zijn naar boven toe gericht, tegen de zwaartekracht in. De dansers maken grote, zwevende sprongen. De danseressen dragen spitzen – balletschoenen met een verharde voorkant, net zoals bij legerkistjes– zodat ze op hun tenen (‘en pointes’) kunnen dansen. De klassieke ballethouding bestaat uit slanke, strakke en toch soepele lijnen.

5.3. Moderne expressionistische dans

Maar...begin 20e eeuw verandert er, net als bij de muziek, ook heel veel in de manier waarop er gedanst wordt. Men vindt het klassiek ballet slaapverwekkend en ingezakt, teveel voorgekauwd. Eigenlijk om vooral bij weg te zijmelen. Er moet iets gaan veranderen: de moderne dans ontstaat. In deze dans worden emoties krachtig tot uitdrukking gebracht. Het meest revolutionaire aspect zit ‘m in de danstaal: moderne dansers proberen niet ‘te zweven’ en gebruiken geen vaststaande reeks van houdingen, armbewegingen en passen, maar zij staan stevig met beide voeten (vaak blote voeten) op de grond en gebruiken alledaagse bewegingen zoals lopen, zitten en vallen in hun dans. Ze willen direct uitdrukking geven aan vaak heftige emoties, de bestaande regels worden losgelaten. Dus niet op spitzen dansen met sierlijke bewegingen maar vooral aards en horizontaal bewegen. Contact met de aardse wordt gevonden door bijvoorbeeld te stampen op de dansvloer.

Hexentanz, Mary Wigman

Choreografen als Mary Wigman (Ausdruckstanz) en dansgezelschap Les Ballets Russes ontwikkelden een antwoord op het klassieke ballet in de vorm van expressionistische dansstijlen. Het lichaam van de dansers en de bewegingen werden gebruikt om de innerlijke gevoelens en emoties te uiten. Muziek speelde hierin een centrale rol en leidde dansers in hun fysieke vertaling.

Le Sacre du Printemps (1913)

Le Sacre du Printemps

Le sacre du printemps werd in 1913 in opdracht van Diaghilev's Ballets Russes door Strawinsky gecomponeerd en is een mijlpaal in de muziekgeschiedenis. Les ballet Russes is een dansgezelschap dat begin 20e eeuw vernieuwende exotische dansvoorstellingen maakte. De beste dansers, choreografen, componisten en beeldend kunstenaars werkten samen. Ze vonden inspiratie in onder meer de primitive exotische kunst van volkeren ver buiten Europa en bij volkskunst uit Europa zelf. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de kostuums die ze gebruiken voor de voorstellingen: heel exotisch en anders dan bij het klassiek ballet gebruikelijk was.

De Parijse première van La Sacre in 1913 veroorzaakte een enorme rel, het pubiek was in shock. Het heeft een enorm groot schandaal veroorzaakt door de 'barbaarse' muziek en bewegingen van 'oermensen'. Het oorverdovende lawaai dat de toeschouwers maakten, overstemde het orkest volledig. Er werd geschreeuwd, gefloten en gesist en groepen toeschouwers gingen met elkaar op de vuist. Ook de pers was woedend. Maar waarom?....

Le Sacre du Printemps laat het publiek iets compleets nieuws zien, iets dat totaal niet leek op het 'oude vertrouwde' klassiek ballet. Iets dat totaal niet overeenkwam met hun verwachting. Het ballet verbeeldt een heidens ritueel waarin een tot offer gewijde maagd zich dood danst zodat de lente kan beginnen. Door in deze compositie meer belang te hechten aan ritme dan aan melodie was Strawinsky zijn tijd ver vooruit. De dans wordt verrijkt met bewegingen ontleend aan primitieve 'oer'dansen en volksdansen. Dansers stampen op de grond alsof ze de aarde willen wakkerschudden en laten zich op de aarde vallen. De zwaartekracht overwint in tegenstelling tot het klassiek ballet waar de dansers lijken te zweven.

Hoewel er veel afschuw en onbegrip was, waren er ook mensen die dit ballet geweldig vonden. Voorstanders zijn gefascineerd en zien dat er een nieuwe wereld voor de dans opengaat. De moderne dans is geboren. Op gebied van dans wordt steeds meer experimenteerd en gezocht naar nieuwe wegen.

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.1 Expressie

pagina 160 - 161: alles

pagina 162 - 163: Stampende voeten & Heksendans

pagina 164 - 165: Revue Nègre

Hoofdstuk 8.4 Abstract

pagina 186 - 187: alles

pagina 190 - 191: muziek en dans

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 5

Academische danstechniek

De danstechniek waarvan de belangrijkste regels en voorschriften, zoals de klassieke basisposities voor de voeten, voor het eerst werden vastgelegd in de Academie voor Dans, gesticht in 1661 door Lodewijk XIV,

Atonale muziek

Muziek zonder een vast tooncentrum, muziek die geen vaste toonsoort heeft, wat ook aangeduid wordt als atonaliteit.

Ausdruckstanz

Een vooroorlogse Duitse expressionistische dans. Academische regels worden genegeerd om in de dans te komen tot een grotere uitdrukkingskracht.

Dissonanten

Een muziekterm voor twee of meer noten die samen niet prettig klinken, ze 'wringen'. Een dissonant is het tegenovergestelde van een consonant; een samenklank die juist heel goed in het gehoor ligt

Harmonieleer

Hierin wordt voorgeschreven welke tonen gecombineerd kunnen worden en goed in het gehoor liggen.

Spreekgezang

Manier van tekstvoordracht tussen spreken en zingen in.

Twaalftoonsmuziek

De theoretische essentie van deze muziek luidt als volgt:

  • Elke compositie is gebaseerd op een ‘reeks’, een ‘serie’, (vandaar de naam ‘seriële muziek’), een bepaald patroon van intervallen (=toonafstanden), waarbij alle twaalf halve tonen van het octaaf worden gebruikt in een door de componist bepaalde volgorde.

  • Alle tonen zijn gelijkwaardig.

  • De tonen mogen na elkaar klinken, maar ook gelijktijdig. Het ritme is geheel vrij, maar elke toon mag pas weer aan bod komen als de hele reeks is afgewerkt. In de praktijk werd hier natuurlijk regelmatig van afgeweken. Componeren is immers niet zoiets als postzegels verzamelen.

Volksmuziek/dans

In het algemeen het tegendeel van klassieke muziek/dans. Het kenmerkende van volksmuziek/dans, is dat het een rituele of functionele rol in een bepaalde cultuur vervult.

IN DE LES BEHANDELD

LES 5: expressie in muziek en dans

LES 5: expressie in muziek en dans deel II

LES 6: Nieuwe inspiratiebronnen & Jazz (11 feb. 2021)

De fonograaf

6.1. Volksmuziek

Zoals jullie al weten verwerpen kunstenaars in het begin van de 20e eeuw de bestaande regels in de kunst want de behoefte om te vernieuwen is groot. Veel van deze kunstenaars wilden direct uiting geven aan hun gevoel en emotie. Ze vinden onder andere inspiratie in de objecten en muziek van andere, niet-westerse culturen. Kunstenaars reizen o.a. af naar "vreemde" landen, op zoek naar een pure en oorspronkelijke cultuur. De mens in de andere cultuur zien ze als de mens in oerstaat: puur en onbedorven.

Ook componisten luisteren naar volksmuziek afkomstig uit andere landen en culturen. Deze volksmuziek is puur, rauw en opzwepend. Zo onderzoekt componist Bartok de volksmuziek uit Hongarije en Roemenië, die tot die tijd vrijwel onbekend was. Hij verzamelt heel veel volksliedjes en neemt deze op met een nieuw apparaat: de fonograaf. Hij gebruikt elementen uit deze volksmuziek in zijn eigen muziek.

Roemeense volksdans: Bartok

6.2. Ontstaan Jazz

Niet alleen de Europese muziek wordt beinvloed door andere culturen maar ook de Amerikaanse Jazz is daar een goed voorbeeld van. Jazz ontstaat door een vermenging van twee culturen: de blanke Amerikaanse cultuur (Europese immigranten van oorsprong) en de zwarte cultuur meegenomen door de zwarte Amerikanen vanuit Afrika. Ondanks de vele botsingen tussen de twee culturen en het hardnekkige racisme zijn blanke en zwarte muzikanten gaan samenspelen. Muziek verbroedert!

Met de invloeden uit de Afrikaanse muziektradities (met name de ritmes) en het samenspel ontstond er in New Orleans een interessante kruisbestuiving van o.a.: negrospirituals, blues en ragtime. Een nieuwe muziekstijl was geboren: de JAZZ.

Autonomie (zelfstandigheid) en originaliteit werden steeds belangrijker in de wereld van de kunst. De kreet ‘express yourself’, afkomstig uit de nieuwe Amerikaanse muziekstijl ‘jazz’, vat het principe van expressionisme goed samen. In de jazz was ruimte voor improvisatie, waarmee muzikanten hun gevoel en autonomie muzikaal konden vormgeven. Muziek is een middel om waardigheid en hoop te behouden.

- (African/Negro)spirituals

De oorsprong van de Jazz ligt in de muziek van de zwarte slaven in het zuiden van de VS. Zij moesten hard werken onder mensonwaardige omstandigheden. Het zware werk op de katoenplantages werd verlicht door middel van worksongs.

Ritme/tempo werden bepaald door de lichaamsbewegingen, zodat ze makkelijk onder het werk te zingen waren. De teksten en melodieën waren erg eenvoudig. Het werd gezongen door een voorzanger die werd afgewisseld door het koor.

Na het verbod op de slavernij in 1865 wordt de situatie voor de zwarte bevolking nauwelijks beter. Muziek is een middel om waardigheid en hoop te behouden. Door het zingen van zogenaamde (african/negro)spirituals vonden de zwarte slaven troost voor de situatie waarin zij leefden.


Negrospirituals zijn de traditionele religieuze volksliederen waarin Westerse- en Afrikaanse elementen versmelten en waarin heel wat spontane muzikaliteit en betrokkenheid van de gemeenschap te horen is.

Kenmerken zijn:

- Teksten zijn Christelijk geïnspireerd

- Melodieën zijn eenvoudig

- Rimte is swingend

- Zang oorspronkelijk a capella (zonder instrumenten) met onderscheid tussen een solist die voorzingt en een (meerstemmige) groep die nazingt: call and response.

- Spontane muzikaliteit: in de vorm van kreten, gejuich en handgeklap.

Spiritual uit 12 years a slave: Roll Jordan Roll.

"Went down to the river Jordan,

where John baptised three

Well I woke the devil in hell

sayin John ain't baptise me

I say;

Chorus

Roll, Jordan, roll

Roll, Jordan, roll

My soul arise in heaven, Lord

for the year when Jordan roll

Well some say John was a baptist

some say John was a Jew

But I say John was a preacher of God

and my bible says so too Chorus"

- Ragtime

Een andere muzikale bron voor de jazz is de ragtime. Ragtime is een swingende compositie voor piano met een strakke baspartij (linkerhand) terwijl de melodie (rechterhand) hier ritmisch tegenin gaat. Het klinkt alsof de melodie net voor of achter de begeleiding aangaat. Hierdoor ontstaat het gevoel van ragged time: verscheurde maat.

Als dansmuziek past de ragtime bij de cakewalk, een dans waarin de zwarte bevolking spottend het dansen van de blanken imiteren. Wie het best danst krijgt een cake.

Ragtime

- De Blues

De laatse muziekstijl (die we bespreken) die van invloed is geweest op de jazz is de blues. De blues komt voort uit (workksongs) het oude slavernij-verleden van de VS. Daar waar de zwarten als slaven veelal op het land werkten als slaven zongen ze liederen met woorden die over hun extreme lijden gingen. 'Blue' staat voor natuurlijk ook verdrietig/melancholiek. Na de afschaffing van de slavernij konden ze muziek maken die zij wilden.

's Avonds na het zware werk ontstonden songs: De Blues. De Afrikaanse muzikale roots (sterk syncopisch/pentatonisch/veel a capella) worden hierbij gemengd met West Europese kenmerken (de gitaar/akkoorden/duidelijke structuur).

De blues herkennen:

In blues teksten werd uitdrukking gegeven aan het leed dat men onderging. Het engelse woord ´blue´ werd geassocieerd met melancholie, vandaar dat men in de negentiende eeuw deze liederen ´The blues´ ging noemen.

Kenmerken inhoud:

  • Neerslachtig (mineur) karakter: duidelijke afspiegeling van toenmalige situatie
  • Teksten Gaan over zorgen, geen rechten voor zwarte bevolking, berusting
  • Teksten bestaan uit 3 zinnen per couplet: 1e 2 zinnen zijn hetzelfde en 3e zin is conclusie

Muzikale kenmerken:

Instrumenten:

Aangezien de voormalige slaven overwegend arm waren werd de blues gespeeld op goedkope instrumenten (mondharmonica) en instrumenten die in café’s voorhanden waren als contrabas, (bas)gitaren en piano’s. Begin 20-ste eeuw komen daar ook blazers bij. En nog later (in de jaren 30) wanneer een groot deel van de zwarte bevolking naar het noorden naar de steden trekt om werk te zoeken, worden elektrisch versterkte muziekinstrumenten toegevoegd aan de blues.

Blind Lemon Jefferson - Black Snake Moan (1927)

In deze video word je meegenomen in de geschiedenis van de Blues.

Blues

6.3. Jazz

De geboorteplaats van de jazz is New Orleans. Eind 19e eeuw is deze stad een smeltkroes van allerlei culturen, er wonen Fransen, Spanjaarden, Mexicanen, Indianen, afstammelingen van voormalige slaven. In New Orleans en andere steden in de Zuidelijke staten van Amerika onstond een rijk uitgaansleven met veel kroegen waar livemuziek gespeeld werd, allerlei soorten muziek. Er zijn talloze bandjes en blaasorkesten die in dit uitgaansdistrict spelen. Meestal bestaan deze bandjes uit de volgende blaasinstrumenten: trompet - klarinet - trombone en een ritmesectie - de motor van de muziek: bas en drums. De bandjes spelen swingende muziek waar veel in geimproviseerd wordt.

De muziek die daar gespeeld werd staat samen met de blues aan de basis van de jazz. Muziek van de slaven mixte zich met Europese muzikale invloeden. Uit de ragtime onstond de 'eerste' jazzband. Men noemde deze eerste Jazz stijl Dixieland (vernoemd naar het geld uit deze regio, de Dixie).

Na het ontstaan van de jazz in 1910 won de muziek snel aan populariteit in New Orleans. Jazz gaf muzikanten de ruimte om te improviseren en zo hun expressie (het uitdrukken van gevoelens) te versterken. Vooral in de wijk Storyville, het uitgaanscentrum van de stad, was er zoveel belangstelling voor deze muziek dat muzikanten er zelfs van konden leven. Dat zorgde er ook voor dat de jazz zich steeds sneller ontwikkelde.

De muzikanten kregen het steeds beter in de vingers waardoor het spannender, opwindender en nog opzwepender werd en het publiek steeds enthousiaster. En daarmee ging het ook mis. In 1917 was de lokale overheid wel klaar met de steeds wildere taferelen in Storyville en werd jazz in deze wijk verboden.

Dixieland Jazz

De bands worden steeds groter. Zo onstond de zogenaamde Swing Jazz, zeer gelief om op te dansen.Glenn Miller legde de basisbezetting voor de Bigband. De bezetting van een bigband: 4 trompetten, 4 trombones, 4 saxen 1 klarinet, Piano, Bas, Gitaar en drums. Vaak met zang.

In deze video wordt alles uitgelegd over de geschiedenis van de Jazz muziek.

6.4. Jazz in Europa

Jazz, blues en charleston (jazzdans) kwamen in de mode in Europa, er was steeds meer belangstelling voor. Maar ook de Revue Nègre werd een groot succes, vooral dankzij het optreden van de danseres Joséphine Baker. De "negergekte" bereikt een groot publiek. Joséphine speelt in op de toen geldende beeldvorming dat in negerkunst oerdriften en seksuele instincten tot uitdrukking komen. Tijdens haar erotisch geladen shows in de Parijse nachclubs dans ze slechts gekleed in een bananenrokje.

Josephine Baker danst de Charleston

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.1 Expressie

pagina 164 - 165: Revue Nègre

pagina 166 -167: Jazz (alles)

Hoofdstuk 8.2 Oorlog

pagina 174 -175: Swingjugend

Hoofdstuk 8.3 Techniek

pagina 180 -181: Jazz als dansmuziek

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 6

A capella

Dit is een muziekterm voor zingen zonder instrumentale begeleiding.

Blue Note

Een verlaagde noot, kenmerkend voor de bluesmuziek. Eigenlijk de derde en zevende toon in een bluesritme. Vooral de verlaging van de 3e noot geeft dat 'blue' gevoel. Uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=WqBF_1J8_2c

Blues

Een muziekstijl die ongeveer tussen 1860 en 1900 is ontstaan en zijn oorsprong vindt in de muziek die slaven uit Afrika in het Zuiden van de VS.

Call and response

Voor en nazang. Voorzang door solist nazang door groep/koor.

Cakewalk

Een dans die oorspronkelijk door donkere Amerikaanse slaven werd gedanst. De dans is van oorsprong een satirische imitatie van de formele Europese dansen en wordt gekenmerkt door de overdreven bewegingen van de dansers. (de beset danser wint een cake)

Dirty Intonation

Het opzettelijk iets te hoog of te laag spelen of het vervormen van de toon

Fonograaf

De voorloper van de grammafoon werd door Thomas Alva Edosin in 1878 uitgevonden. Het was het eerste apparaat waarmee je geluid kon opnemen en afspelen.

Gospelmuziek

De gospels waren net als spirituals religieuze liederen. De verschillen met de Spirituals zijn: swingender, meerstemmig, veel call and response en speciaal gemaakt voor de kerkdiensten.

Inproviseren

Wanneer de muziek niet of niet geheel van tevoren is vastgelegd, en tijdens de uitvoering spontaan wordt verzonnen. Het tegendeel van de term compositie, waarbij een muziekstuk geheel of bijna geheel is vastgelegd.

Jazz

Een muziekstijl die beïnvloed is door West-Afrikaanse ritmes en ontstaan is in de Afro-Amerikaanse gemeenschap van New Orleans uit een kruisbestuiving van o.a. ragtime, blues en (negro)spirituals

Mineur

Wordt vaak beschouwd als droevig vanwege zijn melodramatische klanken. Letterlijk betekent mineur 'de mindere' of 'de kleinere'.

(African/Negro)spirituals

De spirituals waren religieuze liederen; muzikale troost van en voor de zwarte slaven. Hoofdthema van deze liederen is de bevrijding en toekomst van het beloofde land. (Mozes-thema).

Ragtime

Ragtime is een laatnegentiende-eeuwse Amerikaanse muziekvorm en is een van de muzikale bronnen van de jazz.

Worksong

De worksongs is een genre dat ontstaan is onder de zwarte Amerikanen. Het waren werkliederen die de slaven zongen tijdens hun zware werk op plantages (plantation song), bij wegenbouw, spoorwegaanleg (railroad song) en de scheepvaart. ​

IN DE LES BEHANDELD:

LES 6, deel 1: VOORLOPERS JAZZ

LES 6, deel 2: JAZZ

Wat is nu eigenlijk Jazz muziek?

BIJ LES 5 & LES 6: MUZIEKANALYSE

MUZIEK

1. Voorstelling/concert/muziektheaterstuk:

Waar gaat het muziekstuk over? Is er een verhaal, een tekst, een buitenmuzikaal gegeven, een sfeer?

2. Vormgeving:

Hoe wordt de voorstelling/het concert/het muziektheaterstuk vormgegeven door middel van muziek?

3. Theatervormgeving:

Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

1. Voorstelling

Waar gaat het muziekstuk over? Is er een verhaal, een tekst, een buitenmuzikaal gegeven, een sfeer?

De muziek in de middeleeuwen was overwegend vocaal, zowel religieus als wereldlijk. In de late middeleeuwen en in het begin van de Renaissance wordt de rol van het instrument steeds groter. De muziek kreeg, naast een gebruiksfunctie (begeleiding bij dans en feesten), een concertante functie (muziek om naar te luisteren). De mogelijkheden van instrumenten werden verkend en nieuwe compositietechnieken bedacht.

Programmamuziek ontstond in de negentiende eeuw. Onder programmamuziek verstaat men een instrumentale compositie waar een verhaal of gedicht aan ten grondslag ligt, anders dan absolute muziek waar het om de vorm gaat. Voorbeelden van absolute muziek zijn fuga en sonate.
Er zijn meerdere soorten programmamuziek:

- buitenmuzikale gegevens worden letterlijk nagebootst, denk bijvoorbeeld aan de Danse Macabre van Camille Saint-Saëns (geluiden die worden nagebootst: twaalf klokslagen, voetstappen, een haan).

- Ook komt het voor dat personen en/of gebeurtenissen worden gekoppeld aan een thema, voorbeelden hiervan zijn Till Eulenspiegel van Richard Strauss en Peter en de wolf van Prokofiev.

- Ook een combinatie van deze twee soorten programmamuziek is mogelijk, een voorbeeld daarvan is de Symphonie Fantastique van Hector Berlioz.

- Absolute muziek noemt men die composities waarin de vorm voorop staat en die niet gebaseerd is op een verhaal of gedicht. Buitenmuzikale gegevens worden niet of nauwelijks gebruikt in deze muziek. Voorbeelden van absolute muziek zijn fuga en sonate.

Camille Saint-Saëns - Danse Macabre

2. Vormgeving

Hoe wordt de voorstelling/het concert/het muziektheaterstuk vormgegeven door middel van muziek?

Vormgeving in muziek gebeurt door de keuzes die een componist maakt in het gebruik van:

  1. Melodie (toonhoogte)

  2. Toonduur

  3. Tempo

  4. Dynamiek (klanksterkte)

  5. Klankkleur

  6. Vorm en vormelementen

1. Meldodie (toonhoogte)

Toonhoogteis de hoogte van klanken, instrumenten en/of stemmen. De toonhoogte wordt aangegeven door noten, genoteerde klanken. Een melodie is een opeenvolging van klanken van verschillende toonhoogtes, in een bepaald ritme, die als een herkenbaar geheel kan worden ervaren.
Elementen die met toonhoogte te maken hebben zijn akkoorden (samenklankenvan twee of meer tonen), harmonie (de rangschikking van akkoorden), dissonant, consonant, een- en meerstemmigheid, hom*ofonie en polyfonie.

2. Toonduur

Toonduur is de lengte, de tijdsduur van klanken. Toonduur is bepalend voor de volgende aspecten, maat en ritme.

Maat: dit is de indeling van de muziek in gelijke eenheden van één of meerdere tellen; bekend zijn tweekwartsmaten (2/4, mars), driekwartsmaten (3/4, wals en mazurka bijvoorbeeld) en vierkwartsmaten (4/4, tango).

Ritme: Dit is de afwisseling van korte en lange tonen en de accenten die hierin gelegd worden.

Een bijzonder ritmisch gegeven is de syncope: een verschuiving van het accent, waardoor het accent niet óp de tel maar ná de tel ligt.

3. Tempo

Tempo is de snelheid van een muziekstuk. Muziekstukken kunnen snel of langzaam worden gespeeld (hoog of laag tempo) en er kan sprake zijn van tempowisselingen waarbij vertraagd of versneld wordt. In de popmuziek wordt tempo aangeduid met BPM (= Beats Per Minute) Opmerking: ritme en tempo zijn twee verschillende fenomenen, een muziekstuk kan langzaam zijn, terwijl er toch snelle ritmische bewegingen binnen het lage tempo kunnen zijn.

4. Dynamiek (klanksterkte)

Dynamiek is de klanksterkte van de muziek (decibels): hard en zacht en alles wat daartussen ligt, inclusief de overgangen van hard naar zacht of omgekeerd.

5. Klankkleur, timbre

Klankkleur of timbre is de eigen kleur, karakter van de individuele stem of het individuele instrument, van licht en helder tot vol en zwaar. Zo kan de ene sopraan licht en helder klinken, een andere sopraan donker en dramatisch.
Ook de combinatie van verschillende stemmen en instrumenten levert een eigen klankkleur op: koor, strijkorkest, symfonieorkest, blaasorkest (harmonieorkest, fanfare), pop-band en/of combinaties hiervan hebben alle een eigen, karakteristieke klank.

6. Vorm en vormelementen, compositie

Met de genoemde vormgevingsmiddelen (toonhoogte, toonduur, dynamiek en klankkleur) creëren componisten muziekstukken, composities. Een aantal compositie- elementen en compositievormen zijn:

motief

Een motief is een klein melodisch of ritmisch gegeven dat als basis dient voor een compositie (denk bijvoorbeeld aan de eerste vier noten van de vijfde symfonie van Ludwig von Beethoven: ▪▪▪__ ). Een motief kan onderdeel uitmaken van een muzikaal thema.

thema

Een thema is een muzikale zin die bepalend is voor een muziekstuk en die gedurende het stuk meerdere keren voorkomt, al dan niet als variatie. Een thema kan één of meerdere motieven bevatten.

symfonie

Een symfonie is een instrumentale compositie, gespeeld door een symfonieorkest. De eerste symfonieën werden gecomponeerd in de klassieke periode, de achttiende eeuw. De klassieke symfonie bestaat uit vier delen: snel-langzaam-menuet-snel. Het menuet is van oorsprong een niet al te snelle dans in driekwartsmaat.

Lied

Een lied, in de popmuziek vaak ‘song’ genoemd, is een vocale compositie, in de volgende opbouw:

  • - intro, de inleiding

  • - couplet, dit is het gedeelte van een lied dat steeds terugkeert, waarvan de melodie gelijk

    blijft, met een steeds andere tekst voor de verschillende coupletten.

  • - refrein, dit wordt gezongen na elk couplet en heeft steeds dezelfde melodie en tekst.

  • - In de popsongs wordt er vaak een bridge aan toegevoegd, een gedeelte dat qua melodie en

    tekst slechts één keer voorkomt.
    In de klassieke muziek wordt er een verschil gemaakt tussen het volkslied en het gecomponeerde lied, het zogenaamde kunstlied. Het volkslied is vaak eenvoudig van opzet en heeft over het algemeen een beperkte omvang. Het kunstlied is complexer van structuur en is vaak bedoeld om solistisch uit te voeren. In klassieke liederen komt lang niet altijd een refrein voor, vaak gaat het om coupletliederen.

EXTRA: samenklank (hoe klinken verschillende tonen tegelijk?)

Een samenklank zijn meerdere tonen die tegelijk klinken. Bijvoorbeeld een akkoord. Instrumenten zoals een piano, gitaar of keyboard zijn geschikt om akkoorden op te spelen. Een akkoord kan majeur zijn (klinkt vrolijk) of mineur (verdrietig).

Muziek kan eenstemmig zijn, een melodie die alleen of door meerdere mensen wordt gezongen/gespeeld, iedereen zingt hetzelfde. Meerstemmig betekent dat er op meerdere toonhoogtes tegelijk door meedere personen wordt gezongen/gespeeld.

Ook kan een samenklank consonant zijn, dan klinken de tonen mooi en harmonieus bij elkaar.Ook zijn er samenklanken die dissonant zijn, deze samenklank wringt. (Denk aan de muziek uit de modere tijd (1e helft 20e eeuw). We spreken ook wel van een scherpe klank, noten worden samengespeeld waar we dat niet van gewend zijn.

3. Theatervormgeving:

waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

Hieronder verstaan we:

decor

Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.

kostuum

Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het toneelstuk.

grime en hair styling

Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.

rekwisieten

Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.

attributen

Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.

belichting

Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.

muziek

Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.

geluid en geluidseffecten

Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.

enscenering

Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.

toneelbeeld

Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs daarin.

BIJ LES 5 & LES 6: DANSANALYSE

DANS

1. Voorstelling

Waar gaat het dansstuk over: wat is de inhoud, het verhaal, het thema, de boodschap of het concept?

2. Vormgeving:

Hoe wordt de voorstelling vormgegeven door middel van dans?

3. Theatervormgeving:

Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de dansvoorstelling vormgegeven?

1.Voorstelling

Waar gaat het dansstuk over: wat is de inhoud, het verhaal, het thema, de boodschap of het concept?

Dans kan, net als drama/theater een verhaal vertellen, dat gebaseerd is op een tekst van een auteur. Zo is het romantische ballet Giselle (1841) gebaseerd op een volkslegende die werd verwerkt tot een libretto voor het ballet.


Tot en met de negentiende eeuw was de academische theaterdans vooral verhalend, er werd een verhaal uitgebeeld. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zien we , net als in de andere kunsten, een streven naar abstrahering: dans geeft dan een sfeer, stemming, thema, concept weer.

Voorbeelden van min of meer abstraherende dans zijn het ballet Les Sylphides (chor. Fokine, muz. Chopin, 1909) en het ballet Serenade (chor. Balanchine, muz. Tsjaikovski, 1934).

Van absolute dans spreken we als er geen sprake meer is van een stemming of sfeer als basis voor een abstract ballet. In absolute dans gaat het alleen nog om de dans zelf, om de pure, formele bewegingsconstructie. In de academische dans wordt George Balanchine gezien als de eerste choreograaf die absolute dans maakte, in de moderne dans is dat Merce Cunningham.

Zie verder, voor spelgegevens e.d., bij drama/theater.

Gisele

2.Vormgeving in dans

Vormgeving in dans gebeurt door middel van de keuzes die een choreograaf maakt, of die door traditie zijn vastgelegd, in het gebruik van:

1. ruimte

2. tijd
3. kracht

1.Ruimte

Dans voltrekt zich altijd in ruimte. In de meest brede zin van het woord is ruimte de reële of virtuele plek, locatie, waar de danser danst. Ruimte kent een aantal aspecten, zoals:

richtingen

In het horizontale vlak zijn er diverse richtingen waarin de danser de ruimte kan doorsnijden. Denk hierbij aan voor- en achterwaarts, zijwaarts en diagonaal. Ook de blikrichting (focus) van de danser is van belang.

hoogtelagen

In het verticale vlak kan de danser zich bewegen in drie lagen: hoog, midden en laag. De lagen worden gedacht vanuit het bekken van de danser, dat als ‘midden’ wordt gezien. Dus springen is dan ‘hoog’ en zittend/liggend de grond gebruiken is ‘laag’.

combinaties van richtingen, hoogtelagen en voortbeweging in de ruimte

Op het moment dat een danser zich beweegt in de ruimte gebruikt hij richtingen en hoogtelagen. De variaties daarin kunnen leiden tot patronen (lijn, cirkel, slinger, spiraal, acht, etc.), vormen van het lichaam van de danser ( groot, helemaal uitgestrekt of klein, helemaal in elkaar; rond of hoekig etc. ). Ook de plaatsing van één danser in de ruimte, van meerdere dansers ten opzichte van elkaar (opstellingen zoals kring of rij), of de plaatsing van dansers t.o.v. decorstukken hoort hierbij.

2.Tijd

Dans voltrekt zich niet alleen in de dimensie ruimte, maar ook in tijd. Dans heeft een duur (acht maten voor een paar passen, avondvullend voor een sprookjesballet bijvoorbeeld), een tempo (van uiterst langzaam tot extreem snel), een ritme en maat (zie bij muziek). Kortom, dans maakt een bepaalde onderverdeling van de tijd zichtbaar.

3. Kracht

Dansers zetten altijd een bepaalde kracht in om te dansen. Dans is, vanuit kracht gezien, een spel dat voortdurend gaande is tussen de krachtsinzet van de danser en de zwaartekracht die voortdurend inwerkt op zijn/haar lichaam. De ingezette kracht kan variëren van zeer sterk tot zeer zwak.

Aspecten van kracht zijn:

spanning (tonus)

Om te kunnen bewegen moet de danser zijn spieren aanspannen en ontspannen, afhankelijk van de beweging die hij wil maken. Denk hierbij aan het optillen van een been, dat vraagt om de aanspanning van bepaalde spiergroepen en om de ontspanning van weer andere spiergroepen.

gewicht

Het lichaam van de danser heeft een gewicht dat bewust kan worden ingezet. De danser kan bijvoorbeeld zijn gewicht inzetten om te vallen en te rollen, maar hij kan zijn gewicht ook ontkennen door heel licht te dansen of te springen.

aanzet, impuls

Het karakter van een beweging hangt sterk af van de aanzet die de danser actief geeft aan de beweging: hij kan een sterke aanzet meegeven of een zeer lichte. Als de danser zelf inactief is en de aanzet van zijn beweging komt van buiten, dan spreken we van een impuls. Denk daarbij aan een duw van een andere danser, het in beweging gezet worden door een decorstuk bijvoorbeeld.

Een choreograaf maakt bij het creëren van dans keuzes in de domeinen ruimte, tijd en kracht. Zodra het ontworpen dansmateriaal, dat vaak voortkomt uit improvisatie, is vastgelegd en herhaalbaar gemaakt, spreken we van een danscompositie. In samenhang met geluid en/of muziek, decor en kostuum, belichting en locatie ontwikkelt zich een betekenisvolle choreografie, die in theatrale context kan worden getoond.

Algemeen

1. danscompositie

Een choreograaf maakt bij het creëren van dans keuzes in de domeinen ruimte, tijd en kracht. Zodra het ontworpen dansmateriaal, dat vaak voortkomt uit improvisatie, is vastgelegd en herhaalbaar gemaakt, spreken we van een danscompositie.

2.choreografie

In samenhang met geluid en/of muziek, decor en kostuum, belichting en locatie ontwikkelt zich een betekenisvolle choreografie, die in theatrale context kan worden getoond.

LINK: Danselementen Ruimte, Tijd en Kracht

3. Theatervormgeving:

waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

Hieronder verstaan we:

decor

Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.

kostuum

Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het toneelstuk.

grime en hair styling

Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.

rekwisieten

Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.

attributen

Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.

belichting

Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.

muziek

Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.

geluid en geluidseffecten

Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.

enscenering

Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.

toneelbeeld

Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs daarin.

LES 7: Ontwikkelingen in film (8 - 15 apr. 2021)

Deze les gaat over de belangrijkste ontwikkelingen in de film in de moderne tijd. Hieronder staan de belangrijkste ontwikkelingen op een rijtje. We zullen enkele van deze ontwikkelingen in deze les bespreken:

- Montage: Eisenstein – Pantserkruiser Potemkin (met daarin de Odessa Steps)

- Films van Charles Chaplin: Modern Times – The great dictator

- Film als propaganda: Leni Riefenstahl – Triumph des Willens

- Filmische Experimenten: Man Ray, Bauhaus

- Cinematografie: door bijv. Orson Welles

- Suspense: door bijv. Alfred Hitchco*ck

- Method-acting: door bijv. Marlon Brando

- Hollywood filmproducties/ musicalfilms: bijv. Top Hat

Muybridge

7.1. Het principe achter film

De film groeide uit van een kleinschalige nieuwe uitvinding aan het einde van de negentiende eeuw tot een van de belangrijkste vormen van communicatie en amusem*nten is nu een van de massamedia.Films hebben invloed op kunst, technologie en politiek.

Een film is feitelijk niets anders dan een serie foto's die zo snel worden afgespeeld dat het bewegende beelden lijken. De eerste persoon die met dit principe aan de slag ging was de Amerikaan Edward Muybridge. In 1877 wist hij de beweging van een paard vast te leggen met meerdere in een rij opgestelde camera's. Het resultaat werd door velen ervaren als spectaculair, maar de manier van fotograferen was natuurlijk erg omslachtig.

7.2. Snelle ontwikkelingen

In de moderne tijd gingen de ontwikkelingen op het gebied van film razendsnel verder. Uitvinders begonnen na te denken over een betere manier om beweging vast te leggen en te tonen. Hieronder enkele voorbeelden:

De cinematograaf

De cinematograaf was een apparaat waarmee bewegende beelden konden worden vertoond geprojecteerd op een muur. De cinematograaf was een camera, ontwikkelaar en een projector ineen. Het was bovendien handzaam van formaat (slechts vijf kilo) en er was geen elektriciteit voor nodig. Dit maakte het extra geschikt om mee rond te reizen en mensen door heel Europa en later de rest van de wereld mee te vermaken.

Dat er op een muur geprojecteerd kon worden betekende dus dat er meerdere mensen tegelijkertijd naar de voorstelling konden kijken. Een van de eerste echte productie was La Sortie des usines Lumiėre (De arbeiders verlaten de fabriek Lumière). Op 22 maart 1895 werd deze film vertoond voor een publiek van ongeveer tien personen.

La Sortie des usines Lumiėre (De arbeiders verlaten de fabriek Lumière) 1895

Rondreizende bioscopen

Het woord 'bioscoop' stamt uit het grieks en betekent 'levend zien'. De uitvinding van de film leidde niet meteen tot de uitvinding van de bioscoop. Deze is meer ontstaan dan uitgevonden. Na de eerste filmvertoningen kwamen er aanvankelijk alleen rondreizende bioscopen in tenten op kermissen of in café's. Al snel waren er veel exploitanten die met een eigen voorstelling rondreisden.

Ze maakten in de loop van de tijd de tenten beduidend luxer. Er werd live muziek toegevoegd en een 'explicateur' legde de film uit aan het publiek. Ondertussen werden ook de films langer (sommige duurden wel 20 minuten) en werd er een voorstelling ingepland van een vol uur.

Film met geluid

Rond 1900 werd een andere nieuwigheid gepresenteerd, namelijk de 'film met geluid'. Dit was een film waarbij een verdekt opgestelde en aangepaste grammofoon oftwel 'chronomégaphone' het geluid verzorgde. Niet veel later werd de eerste echte geluidsfilm ontwikkeld. Niet de eerste, maar de bekendste van de vroege geluidsfilms was The Jazz Singer uit 1927.

7.3. Rusland: propaganda

In Oktober 1917 vindt Russische revolutie plaat, deze leidt tot de val van de tsaar en de installatie van het communistische regime (olv Lenin). Het nieuwe regime wilde een einde maken aan de overheersing en uitbuiting van het volk door de kapitalisten en de aristocratie. Russische vooruitstrevende kunstenaars willen mee bouwen aan de toekomst van Rusland en gaan kunst maken voor de nieuwe staat om het communisme te promoten: propaganda! Eisenstein werkte in opdracht van de Sovjet-regering om de revolutie te verheerlijken.

Eissenstein: de man van de attractie montage

Eissenteins probeerde met zijn 'stomme film' in ieder afzonderlijk beeld (of combinatie van beelden) in een notendop zijn bedoeling te laten zien, namelijk machtshebbers tegen machtelozen, kerk/staat tegen onderdanen, kapitaal tegen arbeid. Zijn techniek is gebaseerd op de totaalindruk en de associaties ('attracties') van de kijker. Eisenstein probeert je te sturen, zodat je sympathie uitgaat naar de arbeiders. Arbeiders worden realistisch uitgebeeld, bazen als kwaadaardige onpersoonlijke karikaturen.

'Trucs' die Eisenstein in zijn montage toepaste zie je bijvoorbeeld in Pantserkruiser Potemkin. Hij toont hier de kracht van de montage.

- vergelijking: de massa wordt vermoord door de soldaten; deze beelden worden afgewisseld met beelden van het slachten van een rund.

- tijd rekken: de trappenscène wordt door veel herhalingen langer dan in werkelijkheid zou kunnen (de trage reactie van de moeder).

- suggestieve cameravoering: de symmetrische trappen, uniformen en de soldaten die niet met hun hoofd in beeld komen suggereren koele meedogenloosheid, terwijl de massa wel met angstige gezichten in beeld komt.

Potemkin, trappenscène

7.4. Duitsland: propaganda

Hitler heeft een afkeer van de moderne kunst. Alle moderne kunst wordt als Hitler aan de macht komt verboden. Hitler houdt van realistische kunst, gebaseerd op de kunst van de Grieken en de Romeinen. Daarnaast moet kunst moet dienen als propagandamiddel.

Triumf des Willens

Een voorbeeld van propganda is de film Triumf des Willens van Leni Riefenstahl. Reifenstahl heeft de strak geregisseerde partijdag van 1934 in Neurenberg vastgelegd op film: propagandamiddel voor de Nazi’s. Het doel van deze film was het imponeren van de massa. De film wordt de beste propagandafilm ooit genoemd, maar volgens Riefenstahl was het gewoon een documentaire.

Riefenstahl experimenteerde voor deze film met volstrekt nieuwe filmtechnieken, ze werd bij het maken van deze film sterk beïnvloedt door de films van Eissenstein:

- Ze gebruikte opnames van 30 camera’s voor montage

- Ze gebruikte vaste camera’s en bewegende camera’s (op auto’s en in liften)

- Ze gebruikte enorme telelenzen

- Er is voor die tijd sprake van snelle montage

Leni Riefenstahl: Triumpf des Willens, 1935

7.5. Duitsland: socialisme

Fritz Lang was een Duitse filmmaker die de bekende film Metroplois maakte. Hitler vond Metropolis een prachtige film en hoopte dat Fritz Lang voor hem wilde werken. Fritz Lang vond Hilter echter niet zo fantastisch, hij geloofde niet in zijn regime, en is uit Duitsland weggevlucht en heeft daarna jaren in Hollywood gewerkt.

Wat maakt de film Metropolis tot een klassieker?

De film gaat over een samenleving met arme arbeiders, die zwaar werk verrichten in de benedenstad en de rijke industrieëlen die een leven vol luxe hebben en wonen in de bovenstad. In de film wordt een futuristsiche samenleving gefilmd, waar op filmgebied voor die tijd spectaculaire specials effects worden getoond. Filmtechnisch heeft de film overeenkomsten met de stroming het Futurisme.

Fritz Lang was zijn tijd ver vooruit. Metropolis is nu nog steeds actueel. Metropolis heeft veel modernere (sciencefiction)films geïnspireerd, waaronder Batman, Star Wars, The Matrix en Blade Runner. Ook is de invloed goed terug te vinden in veel stripverhalen en videoclips. Zo zijn beelden (van de bewerkte klassieke film) terug te zien in de videoclip van Radio Ga Ga van Queen.

Metropolis, Fritz Lang (1927)

7.6. Charlie Chaplin

Charlie (Charles) Chaplin was een belangrijke filmmaker door satire, spot, parodie op maatschappij.. Hij werdbekend met zijn stomme films waar hij door middel van pantomime bepaalde typetjes speelt. In zijn vreoege filmvereenzelvigt hij zich met het zwerverstype.

Chaplin is tegen de ontwikkeling van de van de geluidsfilm is.'Geluidsfilms doen de oudste kunstvorm ter wereld, de pantomime, de das om. Ze vernietigen de grote schoonheid van stilte,' zei Chaplin. Hij hieldjarenlang voldat de nieuwe talkies slechts een modegril en een eendagsvlieg waren. Uiteindelijkgeeft hij toe aan het succes ervan em gaat zelf ook geluidsfilms maken.

The Great Dictator uit 1940 is zonder twijfel de meest besproken film uit zijn carrière. De filmis een bijtende satire op de tweede wereldoorlog. Chaplin speelt hierin een dubbelrol, hij is zowel een joodse kapper als de dicator. Hij speelt in deze film een parodie op Hitler: in de rol van dictator van Tomanië (Adenoid Hynke), die nogal wat gelijkenissen vertoont met Hitler. De Führer zou een groot liefhebber van Chaplin zijn geweest, maar The Great Dictator maakte hem zo woedend dat hij de film in Duitsland verbood.

Later maakt hij de filmModern Times: een film met een parodie op de moderne verworvenheden in de economie en de massacultuur.

Charlie Chaplin - Adenoid Hynkel Speech - uit The Great Dictator (1940)

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.1 Expressie

pagina 162 - 163: Das Cabinett des Dr. Caligari

Hoofdstuk 8.2 Oorlog

pagina 174 - 175: Nazipropaganda

Hoofdstuk 8.3 Techniek

pagina 178 - 179: helemaal

pagina 182 -183: helemaal

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 7

Attractiemontage

Het zodanig monteren van filmbeelden/shots, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, zodat de illusie ontstaat dat er een betekenis wordt toegevoegd. Vaak in hoog tempo gemonteerd, vergelijkbaar met fabrieksproductie.

Cinematograaf

Het eerste filmtoestel, waarbij bewegende beelden konden worden geprojecteerd op een muur, een uitvinding van de gebroeders Lumière

Explicateur

Een persoon die die in het tijdperk van de stomme film in de bioscoop de vertoonde beelden voorzag van commentaar en geluidseffecten.

Filmtechniek

Het totaal van het toepassen van de mogelijkheden van de filmcamera ( beweging, shots, standpunten, kadrering etc ) en montage technieken.

Geluidsfilm

Een film met gesynchroniseerd geluid, beeld en geluid lopen samen.

Massamedia

Informatie zo verspreiden dat grote hoeveelheden mensen bereikt worden: d.m.v. televisie en radiostations en websites, en gedrukte informatie in kranten en tijdschriften.

Pantomime (mime)

De acteurs beelden een situatie of verhaal uit met gebaren, mimiek en lichaamstaal.

Parodie

Een satire: het verhaal (de tekst of het beeld) wordt op een ironische manier nagedaan.

Propaganda

Een vorm van communicatie waarbij door de belanghebbende partij wordt getracht aanhangers voor haar gedachtegoed te winnen door het bespelen van de publieke opinie. Dit wordt bereikt door het bewust verspreiden van eenzijdige en/of verzonnen informatie.

Socialisme

Een politieke groepering die gebaseerd is op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, of de verzamelnaam voor een verscheidenheid aan politieke en ideologische stromingen die naar een dergelijke maatschappij streven.

Stomme film

Een stomme, zwijgende of stille film is een film waarin alleen beelden voorkomen, dus geen geluid.

IN DE LES BEHANDELD

2 voor 12 quiz

Link naar 2 voor 12 quiz

PPT Film in de cultuur van het moderne

PPT Metropolis

BIJ LES 7: FILMANALYSE

FILM

1. Voorstelling:

Waar gaat de film over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, de boodschap?

2. Vormgeving:

Hoe wordt de film vormgegeven door middel van:

A. Filmtechnische vormgeving: vormgeving door middel van filmeigen technieken, camera en montage

B. spel

C. theatervormgeving?

Filmposter Metropolis (1927).

1. Voorstelling

Waar gaat de film over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, de boodschap?

De eerste films eind negentiende eeuw waren puur registrerend, het vastleggen van alles dat kon bewegen. Daarna volgden films met een verhaal, maar eigenlijk was dit meer gefilmd theater. In daarop volgende fasen speelden cameravoering en montage een steeds grotere rol. Hiermee werd de werkelijkheidsbeleving gemanipuleerd. Het verhaal of de betekenis kan ook ontstaan door het verband dat de kijker legt tussen de beelden.

Aan het begin van de twintigste eeuw werd geëxperimenteerd met abstractie (vergelijkbaar met de ontwikkeling in de andere kunsten). Volledig abstracte films worden absolute films genoemd.
De absolute film bestaat uit beelden die niet (meer) refereren aan de werkelijkheid.

Absolute film: Filmstudie [1925], Hans Richter

2. Vormgeving:

Hoe wordt de film vormgegeven door middel van:

A. Filmtechnische vormgeving: vormgeving door middel van filmeigen technieken: camera en montage

B. Spel

C. Theatervormgeving

A. Filmtechnische vormgeving:

Camera en Montage

1. Cameravoering, opnametechniek. Hiertoe behoren:

camerastandpunt

-neutraalperspectief: het onderwerp wordt op ooghoogte in beeld gebracht

-kikkerperspectief: het onderwerp wordt van onderaf in beeld gebracht

-vogelperspectief: het onderwerp wordt van bovenaf in beeld gebracht

camerabeweging

horizontale, verticale of draaiende beweging van de camera

camera-afstand

Hierbij gaat het om het kader dat de regisseur/cameraman kiest:
-close up: vaak een deel van het lichaam, meestal het gezicht; of een voorwerp geïsoleerd uit zijn omgeving
-medium-shot: personen worden getoond van hoofd tot middel
-long shot: personen ten voeten uit
-distant shot: opname van zeer grote afstand, personen of objecten zie je als stipjes

cameraperspectief

Hierbij gaat het om de persoon van waaruit de gebeurtenis wordt geregistreerd:

-objectief: de camera registreert wat er gebeurt. Je ziet de situatie van enige afstand, als toeschouwer, niet als betrokkene
-subjectief: de kijker kijkt mee met een van de acteurs, hij ziet wat hij/zij ziet

scherpstelling

De keuze voor het deel van het beeld waarop de camera scherpstelt

zwart-wit/kleur

Hierbij gaat het over keuzes voor contrast en kleurscherpte

Voorbeelden van Kadrering, Camera-Standpunt, Camera-Beweging

2.Montage

Hierbij gaat het om de ordening van opgenomen beeld en geluid. Ook kan het gaan om toevoegingen aan het gefilmde materiaal (bijvoorbeeld: geluiden, beeldmanipulatie, animatie).

Beelden kunnen door de manier waarop ze achter elkaar staan of 'geordend' zijn een bepaalde betekenis krijgen (bijvoorbeeld de montages van Eisenstein of de douchescène uit Psycho). Special effects kunnen, behalve op de set, ook in de montage worden gecreëerd. Denk daarbij aan digitale technieken, zoals de slow motion bij The Matrix.

Making of van een special effect uit The Matrix.

B. Spel

Spel kent de volgende aspecten:

het lichaam van de acteur

  • mimiek (gezichtsuitdrukking),

  • gebaren en bewegingen (zoals het trommelen met de vingers voor een nerveus type, of het

    waggelen van een dikke dame)

  • lichaamshouding (zoals een stijve nek voor een koppig persoon, of het ingezakt zitten van

    een sloom figuur)

  • handeling (roken, neuspeuteren, op het horloge kijken)

Stemgebruik van de acteur

  • Door middel van het stemgebruik geeft de acteur mede vorm aan zijn personage. Denk hierbij aan:

  • volume (hard of zacht)

  • het accent (stads- of streekaccent)

  • klankkleur (hoog en licht of zwaar en donker).

  • intonatie (veel of weinig variatie in toonhoogte)

  • het gebruik van klemtonen

  • timing (langzaam of snel, pauzes)

  • veel of weinig emotie in de stem

mise-en-scène

Hiermee bedoelt men het gebruik van het speelvlak door de acteurs, zoals de plaatsing van personages in het speelvlak, de blikrichtingen en het bewegen van de personages ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het speelvlak (de looplijnen). Ook het op- en afgaan van de personages hoort tot de mise-en-scène.

speelstijl

Onder speelstijl verstaat men een wijze van spelen, die over het algemeen kenmerkend is voor een bepaald theatergenre zoals melodrama (soap), realisme, absurdisme, slapstick of episch theater. De speelstijl kan ook gekoppeld zijn aan het regieconcept van de regisseur.

Stemgebruik bij acteren.

C. Theatervormgeving:

waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

Hieronder verstaan we:

decor

Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.

kostuum

Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het toneelstuk.

grime en hair styling

Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.

rekwisieten

Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.

attributen

Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.

belichting

Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.

muziek

Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.

geluid en geluidseffecten

Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.

enscenering

Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.

toneelbeeld

Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs daarin.

Hoe maak je geluidseffecten bij film: geluidseffectenkunstenaar Mel Kutbay

Opdracht: Analyseren van 4 fragmenten

LES 8: Ontwikkelingen in het theater tussen 1900 en 1950 (15 - 22 apr. 2021)

8.1. Ontwikkeling in het theater

Net als in de moderne beeldende kunst, muziek en dans, zoeken ook theatermakers naar ander manieren om een stuk te spelen en om decors te maken of. In het theater zie je een ontwikkeling in spel en decor van realisme naar abstractie, voor de acteur van het inleven in een rol naar vervreemdingseffecten, voor de kijker een verandering van inleven met emotie naar beschouwen vanuit een een kritisch standpunt.

In het begin van 1900 kun je alleen een voorstelling bezoeken in een theater. Het doek gaat open en het publiek komt tijdens de voorstelling terecht in een andere wereld die net echt lijkt. Dit theater noem je naturalistisch theater. Bij deze vorm van theater moest alles er zo echt mogelijk uitzien, er was een vierde wand tussen de spelers en het publiek: zgn. lijsttoneel. Nooit stapte de spelers uit hun rol en nooit breken ze uit de werkelijkheid die ze op het toneel naspelen.

Na de Russische revolutie keerden vele kunstenaars zich tegen dit lijsttoneel. Ze ontwikkelde een nieuw soort toneel; constructivistisch- en episch theater. Het publiek moet niet meer meevoelen met de spelers maar het publiek moet juist zelf tot denken aan worden gezet. Om dit voor elkaar te krijgen gebruikte ze een eenvoudige abstracte decors en een andere manier van spelen.

Naturalistisch theater: Op hoop van zegen, 1903

Stanislavsky: 1902

8.2. Naturalistisch theater

Het naturalistisch theater was eind 19e, begin 20e eeuw een reactie tegen de industrialisatie en verstedelijking. In het Naturalistische theater werd er door Konstantin Stanislavski een bepaalde manier van spelen 'The Method' ontwikkeld

The Method is een manier of techniek van acteren waarbij de acteur zich zo volkomen mogelijk probeert in te leven in de persoon die hij of zij gestalte moet geven. De acteur maakt gebruik van zijn eigen emoties en ervaringen om de uitvoering zo levensecht mogelijk te laten zijn. Uit deze 'Method' is het latere, in Hollywood populaire, method acting voortgekomen.

The Method (er bestaat geen goede Nederlandse vertaling van het begrip.) bestond uit:
– de ‘magic if’: de acteur moet handelen alsof het echt is
– het ‘emotioneel geheugen’: de acteur moet putten uit de vaak diep verborgen herinneringen uit het gevoelsleven.

Stanislavsky, Мethod Acting

8.3. Constructivistisch theater: Meijerhold

Het constructivistisch theater was tegen het naturalisme. Het publiek moest zich blijven realiseren dat wat er gebeurd niet echt is in plkaat van dat men volledig in het stuk opging en meeleefde met de acteurs.

Vsevolod Meijerholds decors zijn abstract met geen enkele verwijzing naar de werkelijkheid. De decors bestaan uit geabstraheerde industrieel ogende ontwerpen bestaande uit grote stellages en loopbruggen. Het bouwsel is zo abstract dat decorwisseling niet nodig is: het decor kan voor alles dienen.

De decors leggen ook de nadruk op niet-naturalistisch spel, de spelers bewegen als robots. De bewegingen die de acteurs moeten maken zijn vooraf vastgelegd: biomechanica.

Meijerhold

Decor Meijerhold

Constructivistisch theater: acteurs bewegen als robots

Abstracte decors

Ook zijn er toneelmakers die zich laten inspireren door de abstracte beeldende kunst bij het ontwerpen van hun decors. Gordon Graig bijvoorbeeld. Als ontwerper van theaterproducties heeft hij een bijzonder grote invloed gehad op de ontwikkeling van het moderne theater in de eerste helft van de 20e eeuw. Hij laat zijn acteurs spelen in een abstracte ruimte met hoge panelen op grote trappen die mooi belicht worden maar verder niets concreets voorstellen.

Gordon Graig: schets voor decor

Gordon Graig: schets voor decor

Bertold Brecht: Mutter Courage

Episch theater: Driestuiveropera

8.4. Episch theater

In de jaren '20 en '30 groeide in Duitsland een beweging, die naar een fundamentele verandering van het bestaande theater streefde. Deze ontwikkeling kreeg vorm in het episch theater. Met deze theatervorm is onlosmakelijk de naam van Bertolt Brecht verbonden.

Een toneelstuk is bij Brecht een leerstuk. De toeschouwer wordt uitgedaagd om kritisch na te denken en een eigen mening te formuleren. Brecht verzette zich tegen het burgerlijke kijkkasttheater, dat een wereld van illusies tevoorschijn toverde en het publiek zo nauw bij de gebeurtenissen en personages op het toneel probeerde te betrekken, dat het voor korte tijd zijn dagelijkse beslommeringen vergat. Op deze manier diende het theater volgens Brecht voornamelijk als ontluchtingskanaal voor alledaagse spanningen in de samenleving.

Vevreemdingseffecten

Brecht wilde de toeschouwer juist inzicht geven in de maatschappelijke en politieke situatie van dat moment in Duitsland, die werd gekenmerkt door armoede, fascisme, klassenstrijd en sociaal onrecht. Door afstandscheppende technieken te gebruiken, die verhinderden dat men zich teveel in de personages of gebeurtenissen inleefde (het zogeheten vervreemdingseffect), kon de toeschouwer des te beter tot nadenken worden aangezet. Brecht liet zijn stukken dan ook vaak in het verleden of in een ver land spelen. Zo kon het publiek een objectiever en scherper oordeel vellen over de inhoud, dan wanneer het er direkter bij betrokken was, zoals bij stukken die zich in de eigen tijd of omgeving afspeelden. In feite verwezen ze wel degelijk naar de eigen Duitse situatie van de dertiger jaren.

Vervreemdingseffecten kunnen zijn:

  • Het gebruik van maskers of een opvallende grimering.
  • Er kan een vertellersfiguur optreden, zoals een ceremoniemeester of een conferencier, die zich tot het publiek richt, commentaar op de gebeurtenissen geeft of de scènes met elkaar verbindt.
  • Maar ook de eigenlijke personages maken in hun spel het publiek steeds duidelijk dat er 'slechts' toneel gespeeld wordt: de spelers identificeren zich nooit volledig met hun rol, maar blijven er voor een deel van buitenaf tegenaan kijken.
  • Net als in het Middeleeuws toneel zijn er veelvuldige wisselingen van plaats en tijd, die hier verduidelijkt worden met diaprojecties, plaatsnaambordjes of eenvoudige rekwisieten.
  • Decorwisselingen vinden vaak voor het oog van het publiek, achter een halfhoog gordijn, plaats.
  • Musici en verlichtingsmechanieken kunnen tijdens de voorstelling eveneens zichtbaar blijven.
  • Inleidende teksten; waarin op het verhaal wordt vooruitgelopen, niet met de bedoeling om de spanning van het publiek te richten op hoe het verhaal zal aflopen, maar om aan te geven dat het verhaal zo en niet anders verloopt. Het gaat dus niet om de afloop maar om het verloop.
  • Onderbreken van het verhaal met liederen; ze geven meestal niet de mening van het personage, maar ze gaan over de hele situatie, die meestal vanaf een afstand wordt bekeken. Ze maken problemen algemener in plaats van op dat ene geval in te gaan.
  • Het decor geeft aan dat het om theater gaat. In plaats van een realistisch/ naturalistisch decor je in de illusie van een andere wereld te laten voeren.
  • Alleen de meest noodzakelijke rekwisieten worden gebruikt. - Filmfragmenten doorbreken het decor.

Driestuiveropera

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.3. Techniek

pagina 180 - 181: Mahagonny

Hoofdstuk 8.4. Abstract

pagina 190 - 191: Toneel

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGIPPEN LES 8

Biomechanica

Biomechanica werd als term door Meyerhold gebruikt om een systeem van gecontroleerde beweging op het toneel te beschrijven, waarin het lichaam van de speler eerder als materiaal werd gezien dan als een expressief middel. De acteur is een atleet op het toneel ,dat begon te lijken op een circusarena of een music-hall. Meyerhold liet het toneel liever agressief leeg dan de illusie van tijd en ruimte te scheppen; hij gebruikte geen voetlichten en voorzag slechts in een minimaal dekor, dat vaak als een akrobatisch toestel dienst deed.

Constructivistisch theater

De kunst van het theater maken volgens de ideeënvanMeyerhold.Hij legde de nadruk op niet-naturalistisch spel en geabstraheerde, industrieel ogende decors. Constructivismeis zoeken naar abstractieen door deze abstractie ontstaat een nieuwe manier van toneel maken. Acteurs bewegen zich niet als mensen maar als robots. Acteurs tonen geen enkele emotie.

Decor

De totale inrichting van het toneel, die de plaats van handeling voorstelt. Een decor kan heel natuurgetrouw zijn ( een huiskamer ) , maar ook heel abstract ( geometrische decorstukken die niets voorstellen ).

Episch theater

Theater ontwikkeld door Berteld Brecht.Voor hem was het theater een middel om problemen in de maatschappij bloot te leggen en de toeschouwer en toneelspeler een kritische houding te leren.

Naturalistisch theater

Ontstaat aan het einde van de 19e eeuw. Op het toneel wordt het werkelijke leven gespeeld: vooral die aspecten van het leven die moeilijk, zwaar of ingewikkeld zijn. Voorbeeld: uitbuiting van de arbeiders.

Method acting

Manier van acteren waarbij de acteur zich volledig inleeft in het personage. Hij doet dat door zich bewust te zijn van het gebruik van al zijn zintuigen: kijken, luisteren, voelen, proeven en ruiken.

Vervreemdingseffecten

Manieren die acteurs gebruiken om ervoor te zorgen dat de de kijker zich niet kan inleven in het toneelstuk.Een voorbeeeld is : gebruikt van maskers die acteurs dragen zodat emoties niet zo zichtbaar zijn.

IN DE LES BEHANDELD

PPT overzicht THEATER in de cultuur van het moderne

Werkblad vergelijken theaterdecors

EXTRA INFO:

Zeer de moeite waard om eens te bekijken. Hier wordt heel duidelijk uitleg gegeven over modern theater, muziek en dans.

Theatergeschiedenis Cultuur van het moderne deel 1

Theatergeschiedenis Cultuur van het moderne deel 2

BIJ LES 8: ANALYSE VAN DRAMA

DRAMA

1. Voorstelling

Waar gaat het theaterstuk over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, het concept, de boodschap?

2. Vormgeving:

hoe wordt de theatervoorstelling vormgegeven door middel van spel?

3. Theatervormgeving:

Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de theatervoorstelling vormgegeven?

I. Voorstelling

Waar gaat het theaterstuk over, wat is de inhoud, het verhaal, het thema, het concept, de boodschap?

De inhoud van veel theaterstukken is gebaseerd op een (historische of eigentijdse) tekst. Lucifer van Joost van den Vondel kan worden uitgevoerd met de oorspronkelijke tekst, maar ook naar een eigentijdse, bewerkte tekst. De tekst kan gebaseerd zijn op een boek of film, of volledig nieuw zijn en speciaal geschreven. De tekst kan zijn voortgekomen uit improvisatie van de acteurs, of instant worden geïmproviseerd tijdens de voorstelling.

Ook zijn er theatervormen waarin tekst nauwelijks of geen rol speelt: denk aan fysiek theater, mime, slapstick etc.

De inhoud van een theaterstuk kan worden gevat in de zgn. spelgegevens, die kunnen worden samengevat in de 5 w’s:

wie

De verschillende personages in het stuk, types (personages met één of hoogstens twee karaktereigenschappen, zoals Batman), karakters (personages met meerdere karaktereigenschappen, vaak met een karakterontwikkeling, zoals Hamlet).

wat

Het plot, het conflict, de spanningsopbouw: inleiding, opbouw, climax, afloop.

waar

De plaats, ruimte, locatie waar de handeling zich afspeelt.

waarom

Het motief, de beweegreden van de handeling (zoals: waarom wil Mutter Courage geen vrede? Ze verdient namelijk haar geld met de oorlog).

wanneer

Het wanneer gaat over tijd en tijdsverloop (plaatsing in de historische tijd en tijdsverloop in het stuk: chronologisch, fragmentarisch, tijdsprongen, flash back, flash forward).

2.Vormgeving

Hoe wordt de theatervoorstelling vormgegeven door middel van spel?

SPEL =

1. Het lichaam van de acteur

2. Stemgebruik van de acteur

3. Mise-en-scene

4. Speelstijl

1. het lichaam van de acteur:

De acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur z’n lichaam als instrument.

- mimiek (gezichtsuitdrukking). De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.

- bewegingen (zoals het waggelen van een dikke dame). Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.

- gebaren: (zoals het trommelen met de vingers voor een nerveus type). Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.

- lichaamshouding (zoals een stijve nek voor een koppig persoon, of het ingezakt zitten van

een sloom figuur). Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.

- handeling (roken, neuspeuteren, op het horloge kijken)

2. Stemgebruik van de acteur:

de acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur ook zijn stem als instrument.​

De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc). Denk hierbij aan:

  • volume (hard of zacht)

  • het accent (stads- of streekaccent)

  • klankkleur (hoog en licht of zwaar en donker).

  • intonatie (veel of weinig variatie in toonhoogte)

  • het gebruik van klemtonen

  • timing (langzaam of snel, pauzes)

  • veel of weinig emotie in de stem

3. mise-en-scène

Hiermee bedoelt men het gebruik van het speelvlak door de acteurs, zoals de plaatsing van personages in het speelvlak, de blikrichtingen en het bewegen van de personages ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het speelvlak (de looplijnen). Ook het op- en afgaan van de personages hoort tot de mise-en-scène.

Voorbeeld mise-en-scene

4. speelstijl

Onder speelstijl verstaat men een wijze van spelen, die over het algemeen kenmerkend is voor een bepaald theatergenre zoals melodrama (soap), realisme, absurdisme, slapstick of episch theater. De speelstijl kan ook gekoppeld zijn aan het regieconcept van de regisseur.

EXTRA UITLEG

De middelen voor de filmacteur en de theateracteur

Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.

Een angstig persoon heeft een andere houding dan een blij mens.

De acteur gebruikt ook beweging in het spel. Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.

Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.

De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.

De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc)

3. Theatervormgeving:

waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de muziekvoorstelling vormgegeven?

Hieronder verstaan we:

decor

Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.

kostuum

Onder kostuum verstaat men de kleding die hoort bij het personage en bij de context van het toneelstuk.

grime en hair styling

Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.

rekwisieten

Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.

attributen

Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.

belichting

Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.

muziek

Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.

geluid en geluidseffecten

Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.

enscenering

Een regisseur maakt bij het creëren van een theaterstuk keuzes ten aanzien van het geheel van spel van de acteurs en theatervormgeving. Dit noemt men de enscenering.

toneelbeeld

Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de rekwisieten, de belichting en de positie van de acteurs daarin.

Behind the Scenes: Make-up The Lion King

https://www.cjp.nl/blog/2017/08/behind-the-scenes-disney-s-the-lion-king/79241/

LES 9: Architectuur: modern vs postmodern

Van 'less is more' naar 'less is a bore'.

9.1. Moderne architectuur (begin 20e eeuw)

Ook in de bouwkunst brak men in de moderne tijd met alle tradities die zich vooral richtte op uitstraling van het gebouw. Er was niet veel sprake van leef- en woonkwaliteit. Modernisten trachtten hierin een verandering te brengen. Hierbij krijgt het functionele karakter voorrang op de vorm, waarbij de massa op een grootschalige, stedelijke manier gehuisvest zou worden in flats. Licht, lucht en ruimte werd hierbij vooropgesteld. Ontwerpers verlaten het ornament (versieringen) en zoeken naar eenvoud en eerlijkheid. Sobere en geometrische vormgeving wordt verwezenlijkt door het gebruik van moderne materialen: form follows function --> less is more.

9.2. Het nieuwe bouwen (1900-1940)

Gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog hadden architecten, bij gebrek aan opdrachten, veel tijd om na te denken over hoe er na de oorlog gebouwd zou moeten worden. In de periode tussen de twee Wereldoorlogen resulteerde dit in een radicaal nieuwe vorm van bouwen: Het Nieuwe Bouwen of de Internationale Stijl.

Na de Tweede Wereldoorlog werden deze ideeën verder ontwikkeld: de moderne architectuur moest een bijdrage leveren aan het algemeen welzijn. Het moest zich aanpassen aan de menselijke behoeften, het moest functioneel zijn.

Architecten zochten naar een nieuwe, niet op de historie gebaseerde stijl, die aansloot bij de technologische en industriële ontwikkelingen van die tijd: ze streefden naar functionele en efficiënte architectuur. De vorderingen in bouwtechnologie nieuwe vormen mogelijk. Voor het eerst wordt er in glas, staal en beton gebouwd. Denk hierbij ook aan prefab (losse onderdelen worden gemaakt in de fabriek en ter plekke gemonteerd) en skeletbouw. Dit resulteerde in een vaak witte architectuur van overwegend nieuwe materialen met platte daken en ontbreken van onnodige decoraties: less is more.

Een architect die veel invloed had binnen het modernisme is Le Corbusier. Samen met een grote groep architecten formuleerde hij in 1933 het idee van ‘de functionele stad’. Hierin moesten wonen, werken, recreatie en vervoer ruimtelijk van elkaar gescheiden worden. Dit idee resulteerde onder andere in een grote rol voor hoogbouw.

Kenmerken van moderne architectuur
1. Licht, lucht en ruimte werd het motto van de nieuwe bouwstijl.

2. Het doel van gebruik bepaalt de vormgeving van een gebouw: forms follows function

3. Zuiverheid van vorm en constructie: gebouwen bestaan vooral uit rechthoekige blokken, afgedekt met een plat of licht schuin dak. De blokken zijn één geheel.
4. Weinig tot geen versiering, functie is het uitgangspunt: less is more

5. De dragende constructie is skeletbouw

6. Prefab: losse bouwonderdelen worden vooraf gemaakt in de fabriek en op de bouwlocatie in elkaar gezet

7. Gebruik van nieuw materialen als glas, beton en staal

Kenmerken moderne bouwkunst ( 1900-1950 )

2.3. Postmodernisme architectuur (1980 - nu)

Postmodernisme betekend letterlijk NA het modernisme. Het postmodernisme is een reactie is op de het rationele Modernisme. Postmodernisme bouwkunst is irrationeel: niet benaderd vanuit verstand: het is niet logisch, niet harmonisch, het heeft van alles wat. De nadruk ligt hier niet langer meer op functionaliteit: 'less is a bore'.

In het Postmodernisme wordt de klassieke bouwkunst herontdekt als inspiratiebron voor de architectuur. Er worden klassieke stijlcitaten gebruikt, denk aan lijsten, timpanen en zuilen; vaak in combinatie met moderne elementen. Naast baksteen wordt ook beton gebruikt.

Postmoderne gebouwen lijken soms op gestileerde bouwwerken uit de klassieke oudheid, met duidelijk uitvergrote stijlkenmerken. Soms lijken postmoderne gebouwen op gewone moderne gebouwen met een kwinkslag. Wonderlijke vlakken en hoeken maken deel uit van het bouwwerk. De decoratie keert terug in de bouwkunst, maar meestal wel extreem vergoot. Meestal is er ook een duidelijk streven naar omhoog, vandaar bijvoorbeeld de enorme puntdaken. Deze vermenging van stijlkenmerken noemen we eclectisme.

Vaak voorkomende kenmerken van het postmodernisme:
1. Less is a bore: nadruk ligt niet meer op de functionele, rationele, formele verschijningsvorm (zoals in het Modernisme)
2. klassieke elementen (bijvoorbeeld timpanen en zuilen)
3. uitvergroting van bouwdelen (bijvoorbeeld gigantische kolommen en puntdaken)
4. wonderlijke vlakken en hoeken
5. combinaties van verschillende stijlen en bouwtechnieken (baksteen, glas, beton)
6. gebruik van kleuren (gevels van verschillende, soms felle kleuren)
7. speels en vrij zonder extreem overdreven te zijn.

Kenmerken van postmoderne bouwkunst na 1960

Rossi: woonwijk in Berlijn

2006 Woonwijk de Haveleij in Den Bosch

WELKE INFORMATIE VIND IK HIEROVER IN HET BOEK?

Hoofdstuk 8.5. Utopie:

pagina 194 - 195: de nieuwe huiskamer

pagina 196 - 197: de nieuwe stad

Hoofdstuk 9.3 postmodernisme:

Pagina 228 - 229

BELANGRIJKE TERMEN EN BEGRIPPEN LES 2:

Prefab

Letterlijk: voorgefabriceerd. Losse onderdelen voor de bouw worden gemaakt in de fabriek en ter plekke gemonteerd en in elkaar gezet.

Skeletbouw

Een specifieke bouwmethode, waarbij de belastingen die op een gebouw werken, zowel de verticale als de horizontale, door een geraamte of skelet worden overgebracht naar de fundering. Gevels, muren en tussenwanden hebben alleen een ruimte scheidende functie.

Form follows function/ less is more

Vorm volgt functie is sinds het begin van de 20e eeuw een principe in de moderne architectuur en industriële vormgeving, dat inhoudt dat het ontwerp van een bouwwerk of product voortvloeit uit of gebaseerd wordt op de beoogde functie of het uiteindelijk gebruik. Geen versiering, maak functionaliteit.

Form follows fanatsy/ less is a bore

Vorm volgt fantasie, het principe voor postmodernisten in onder andere architectuur, design en beeldende kunst. Men gaat uit van subjectiviteit, relativisme en herkenbare beeldcitaten. Dit vormt een eclectische beeldtaal. De (kunst)geschiedenis werd een grabbelton waaruit vele clichés en ornamenten werden opgediept, ook werden disciplines in nieuwe combinaties gebruikt.

Stijlcitaten

Het gebruik maken van een bepaalde stijl uit het verleden en deze als inspiratiebron gebruiken. In architectuur: het gebruiken van klassieke bouwstijlen, denk aan lijsten, timpanen en zuilen, vaak in combinatie met moderne elementen als beton.

Eclectisch

Combinatie van verschillende stijlen of stromingen.

IN DE LES BEHANDELD:

PPT les 9: moderne vs postmoderne bouwkunst

Essentie cultuur moderne

CULTUUR VAN HET MODERNE.

De essentie van dit onderwerp:

Breuk met het verleden, de traditie en conventies

De rol van de ‘primitieve’ kunsten in deze breuk

Onderzoek naar de grondslagen van de verschillende kunsten in relatie tot de breuk

Wat is de essentie van ‘de cultuur van het moderne’:

Breuk met de het verleden, de traditie/conventies op het gebied van inhoud, vorm en functie/doel van de kunst.

  • De belangrijkste oorzaken van die breuk hebben hun oorsprong in de 19de eeuw. De voortschrijdende industrialisatie en ontwikkelingen in de (natuur)wetenschap en psychologie leiden tot een in de 19de eeuw reeds ingezette nieuwe opvatting over het begrip ‘werkelijkheid’. De voortdurende conflicten tussen de natiestaten, de sociale wantoestanden en de radicalisering op politiek ideologisch gebied leiden uiteindelijk tot revolutie(s) (Rusland, 1917) en tot de eerste (1914-18) en tweede wereldoorlog (1940-45).

  • Dit alles leidt tot een herbezinning én ter discussie stellen van de verworvenheden en uitgangspunten van de westerse cultuur: het rationalisme en de christelijke moraal. Cultuurpessimisme én utopistisch streven naar een nieuwe ideale cultuur en samenleving volgen.

  • Voor het kunstenaarschap betekent dit dat de kunstenaar zichzelf wil zien als onafhankelijk individu, alleen verantwoording afleggend aan zichzelf, niet meer gebonden aan tradities en conventies, die zichzelf, in hun ogen, overleefd lijken te hebben. Hij wordt een avant-gardist, die zich onderscheidt van zijn publiek (de bourgeoisie, die hij eigenlijk veracht) en wordt alleen gesteund en gestimuleerd door bijzondere individuen (met geld). Hij bepaalt zelf hoe hij zich verhoudt tot de samenleving (wel of niet geëngageerd). Hij verbindt zich alleen met gelijkgestemden, tot over de grenzen (internationaal). Hij uit zich in manifesten, tentoonstellingen, tijdschriften.

  • Zijn kunst wordt een uiting van puur persoonlijke emoties óf van universele waarden óf van politieke en maatschappelijke idealen. De breuk met de traditie betekent dat de kunst niet meer ’anekdotisch’ mag zijn en niet meer een nabootsing van de zichtbare werkelijkheid na kan streven. De inhoud valt steeds meer samen met de vorm. Kunst wordt expressief en abstract(er). De beeldende middelen worden autonoom: de middelen zelf worden betekenisdragers. Er vindt onderzoek en experiment plaats: onderzoek naar de grondslagen (de autonome middelen) van de kunst en onderzoek naar de vormgeving uit niet-westerse culturen en archaïsche samenlevingen (‘primitivisme’) die de moderne kunstenaar kunnen inspireren.

De context: ontwikkelingen in de moderne maatschappij rond 1900

  • industrialisatie: voortschrijdend (Engeland of beginnend (Rusland)

  • Voortschrijdende ontwikkeling in technologie en wetenschap:trein, auto, vliegtuig,machinerie algemeen, röntgenstraling, relativiteitstheorie Einstein, atoomsplitsing.

  • vooruitgangsdenken

  • Rationalisme als houding (wetenschap)

  • Nieuwe visie op het begrip ‘werkelijkheid’ en nieuwe ervaring van de ‘werkelijkheid’ als gevolg van voorgaande ontwikkelingen.

  • Voortschrijdende ontwikkeling fotografie en film

  • Grote stad met mensenmassa, theaters, musea, elektrische verlichting, reclame etcetera ontwikkelt zich verder.

  • Psychoanalyse van Freud (onbewuste ‘driften’ onderzocht (leidt tot interesse in gevoelswereld en onderbewuste, irrationele)

  • Individualisme als levenshouding

  • Natiestaten, gevormd in de 19de eeuw (Duitsland en Italië toen pas een eenheid geworden, Nederland en België gesplitst), regelmatig in politiek conflict gewikkeld, uitmondend in Wereldoorlog 1 en 2

  • Kolonialisme 19de eeuw leidt tot welvaart westen, tot superioriteit van westerse cultuur, maar ook interesse in andere, niet-westerse culturen (via volkenkundige musea, producten en mensen op wereldtentoonstellingen)

  • Internationalisme ( naast nationalisme en individualisme)

  • Politieke ideologieën, ontstaan in 19de eeuw, als liberalisme en marxisme, socialisme en communisme spelen grote rol in internationale en nationale conflicten. Russische Revolutie in 1917 een van de gevolgen.

  • Rol van religie (zeker de kerkelijk georganiseerde) wordt kleiner. Toenemend atheïsme. Wel vele geestelijke stromingen, waar spiritualiteit een grote rol speelt, zoals Theosofie en Antroposofie, als tegenwicht tegen een steeds materialistischer ingestelde samenleving

  • Kunstpubliek wordt steeds diverser, omdat ook kunstenaanbod steeds diverser wordt.

Belangrijke begrippen in de kunsten in de 20ste eeuw in relatie tot de essentie ven de cultuur van het moderne:

  • fragmentatie

  • montage

  • vervreemding

  • expressie van gevoel

  • deformatie

  • constructivisme

  • spiritualiteit

  • zuiverheid en puurheid

  • het unieke

  • antirationalisme

  • antiacademisme

  • antinaturalistisch

  • avant-garde

  • individualisme

  • universele waarden

  • primitivisme

  • abstrahering en abstractie

  • autonomie van de artistieke middelen

  • vormentaal krijgt zelf zeggingskracht

  • a-tonaal

  • ritme in muziek en dans

  • episch theater

  • form follows function

  • decoratie wordt taboe (‘ornament als misdaad’)

essentie-blok-5-cultuur-van-het-moderne (1).doc

Readers

Belangrijke termen en begrippen les 1 t/m 8

LES 1

Amusem*nt

ontspanning, vermaak

Avant-garde

Letterlijk: voorhoede

Verwijst in het algemeen naar een generatie jonge kunstenaars die met nieuwe vormen experimenteren in de beeldende kunst, muziek, dans, film en theater. Het begrip heeft ook betrekking op de stromingen zelf. Zo spreekt je van een avant-gardekunstenaar, maar ook van avant-gardemuziek of en een avant-gardefilm.

Autonoom

Autonoom volgens Van Dale: zelfstandig, onafhankelijk.

Voorheen was een kunstwerk meer een mooie decoratie voor aan de muur. Terwijl in de autonome kunst een kunstenaar nu zijn werk ziet als een persoonlijke uiting van zijn wereld. In autonome kunst draait het om emoties en niet om de vormgeving.

Idealisme

Streven naar een betere wereld

Facisme

Politieke opvatting die zich kenmerkt door autoritaire gezagsuitoefening en verwerping van de democratie.

Functioneel

Een duidelijke functie hebbend

Manifest

Een weergave van de stand- en/of uitgangspunten van (in dit geval) een groep kunstenaar.

Massacommunicatie

het overbrengen van gedachten, mededelingen enz. aan een groot publiek door gebruik van massamedia.

Massamedia

Media die heel veel mensen bereiken. Bijvoorbeeld televisie, radio, internet, kranten en tijdschriften.

Propaganda(kunst)

Propaganda is het maken van reclame voor bepaalde denkbeelden (dus niet voor producten), bijv. voor een politieke partij. Kunst wordt vaak ingezet als propagandamiddel.

Realistisch

Iets dat erg lijkt op de werkelijkheid

Utopie

Een ideale wereld die echter niet bereikt kan worden, een onmogelijke werkelijkheid.

LES 2

De Salon

Een openbare expositie, in Parijs in de 19e eeuw, van kunstwerken om het contact tussen kunstproducenten en -consumenten tot stand te brengen.

De Salon de refusés

"Salon van de geweigerden" was een vanaf 1863 onregelmatig gehouden tentoonbstelling in Parijs, parallel aan de officiële salon. Op de Salon des Refusés werden door Parijse galeries schilderijen en beeldhouwwerken tentoongesteld die niet toegelaten werden tot de officiële salon.

Symbool/symboliek

Een teken waarbij geen natuurlijke relatie bestaat tussen hoe het teken eruit ziet en de betekenis die ermee wordt uitgedrukt.Een symbool is een betekenisdrager; het heeft enerzijds een vorm of representatie, en anderzijds een betekenis.

LES 3

Abstractie

Expressievorm die erop gericht is afstand te nemen van de zichtbare werkelijkheid.

Beeldtaal

Overdracht van gedachten/ideeen waarbij gecommuniceerd wordt in beelden ipv geschreven- of gesproken taal.

Entartet

Is een Duitse term die in nazi-Duistalnd (1933-1945) werd gebruikt om kunst aan te duiden die niet aan de eisen van het nationaalsocialistische regime voldeed. Het ging vooral om moderne kunst uit die tijd, zoals abstrecate kunste en het Expressionisme.

Expressief

Het uitdrukken van gevoel (in de kunst).

Figuratief

Kunst waarin herkenbare onderwerpen (al dan niet realistisch) zijn afgebeeld.

Houtsnede

De houtsnijkunst is een grafische techniek. Er wordt in een zachte houtsoort een tekening uitgegutst. Hierna wordt met een inktroller de drukplaat van zwarte of gekleurde drukinkt voorzien en vervolgens op papier afgedrukt. De afbeelding ontstaat in spiegelbeeld door het hout dat is blijven staan.

Intuïtief

Wat je aanvoelt zonder te hoeven denken.

Primitivisme

Kunstenaars streven ernaar terug te keren naar de tijd van voor de moderne beschaving, naar het primitieve, toen alles nog 'onbedorven eenvoudig en oorspronkelijk' was. Het spontane en het naïeve staan centraal.

Psychoanalyse

In de psychoanalyse (Freud) worden psychische klachten toegeschreven aan het onbewuste van de pa­tiënt.

LES 4

Avant-gardisten

Avant garde kunstenaars.

Collage- en frottage-techniek

Materialen als hout, textiele stoffen maar ook afvalmaterialen worden in een reliëfvorm afgedrukt.

Essentie

Het wezen van iets, datgene wat kenmerkend is voor iets. Datgene wat overblijft wanneer de als zodanig beschouwde 'randzaken' worden weggedacht.

Abstraheren

Van een herkenbaar figuratief beeld een minder herkenbaar of zelfs een non-figuratief beeld maken. Het is ook mogelijk van beeldende aspecten zoals vorm, kleur, ruimte en licht te abstraheren.

Readymades

Normale, alledaagse, al dan niet bewerkte voorwerpen worden tot kunstwerk verklaard

Russische revolutie

De gebeurtenissen in Rusland die een einde maakten aan het bewind van tsaar Nicolaas II en uiteindelijk tot de vestiging van een bolsjevistische staat leidden.

Surrealistisch

Letterlijk: onrealistisch. Kunstwerken waarin de fantasie- of droomwereld wordt verbeeldt.

Vervreemding

Artistiek middel waarmee surrelistische kunstenaars proberen, meestal door bewuste ingrepen op kunstwerken, te verhinderen dat het publiek zich identificeert met het werk.

LES 5

Academische danstechniek

De danstechniek waarvan de belangrijkste regels en voorschriften, zoals de klassieke basisposities voor de voeten, voor het eerst werden vastgelegd in de Academie voor Dans, gesticht in 1661 door Lodewijk XIV,

Atonale muziek

Muziek zonder een vast tooncentrum, muziek die geen vaste toonsoort heeft, wat ook aangeduid wordt als atonaliteit.

Ausdruckstanz

Een vooroorlogse Duitse expressionistische dans. Academische regels worden genegeerd om in de dans te komen tot een grotere uitdrukkingskracht.

Dissonanten

Een muziekterm voor twee of meer noten die samen niet prettig klinken, ze 'wringen'. Een dissonant is het tegenovergestelde van een consonant; een samenklank die juist heel goed in het gehoor ligt

Harmonieleer

Hierin wordt voorgeschreven welke tonen gecombineerd kunnen worden en goed in het gehoor liggen.

Spreekgezang

Manier van tekstvoordracht tussen spreken en zingen in.

Twaalftoonsmuziek

De theoretische essentie van deze muziek luidt als volgt:

  • Elke compositie is gebaseerd op een ‘reeks’, een ‘serie’, (vandaar de naam ‘seriële muziek’), een bepaald patroon van intervallen (=toonafstanden), waarbij alle twaalf halve tonen van het octaaf worden gebruikt in een door de componist bepaalde volgorde.

  • Alle tonen zijn gelijkwaardig.

  • De tonen mogen na elkaar klinken, maar ook gelijktijdig. Het ritme is geheel vrij, maar elke toon mag pas weer aan bod komen als de hele reeks is afgewerkt. In de praktijk werd hier natuurlijk regelmatig van afgeweken. Componeren is immers niet zoiets als postzegels verzamelen.

Volksmuziek/dans

In het algemeen het tegendeel van klassieke muziek/dans. Het kenmerkende van volksmuziek/dans, is dat het een rituele of functionele rol in een bepaalde cultuur vervult.

LES 6

A capella

Dit is een muziekterm voor zingen zonder instrumentale begeleiding.

Blue Note

Een verlaagde noot, kenmerkend voor de bluesmuziek. Eigenlijk de derde en zevende toon in een bluesritme. Vooral de verlaging van de 3e noot geeft dat 'blue' gevoel. Uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=WqBF_1J8_2c

Blues

Een muziekstijl die ongeveer tussen 1860 en 1900 is ontstaan en zijn oorsprong vindt in de muziek die slaven uit Afrika in het Zuiden van de VS.

Call and response

Voor en nazang. Voorzang door solist nazang door groep/koor.

Cakewalk

Een dans die oorspronkelijk door donkere Amerikaanse slaven werd gedanst. De dans is van oorsprong een satirische imitatie van de formele Europese dansen en wordt gekenmerkt door de overdreven bewegingen van de dansers. (de beset danser wint een cake)

Dirty Intonation

Het opzettelijk iets te hoog of te laag spelen of het vervormen van de toon

Fonograaf

De voorloper van de grammafoon werd door Thomas Alva Edosin in 1878 uitgevonden. Het was het eerste apparaat waarmee je geluid kon opnemen en afspelen.

Gospelmuziek

De gospels waren net als spirituals religieuze liederen. De verschillen met de Spirituals zijn: swingender, meerstemmig, veel call and response en speciaal gemaakt voor de kerkdiensten.

Inproviseren

Wanneer de muziek niet of niet geheel van tevoren is vastgelegd, en tijdens de uitvoering spontaan wordt verzonnen. Het tegendeel van de term compositie, waarbij een muziekstuk geheel of bijna geheel is vastgelegd.

Jazz

Een muziekstijl die beïnvloed is door West-Afrikaanse ritmes en ontstaan is in de Afro-Amerikaanse gemeenschap van New Orleans uit een kruisbestuiving van o.a. ragtime, blues en (negro)spirituals

Mineur

Wordt vaak beschouwd als droevig vanwege zijn melodramatische klanken. Letterlijk betekent mineur 'de mindere' of 'de kleinere'.

(African/Negro)spirituals

De spirituals waren religieuze liederen; muzikale troost van en voor de zwarte slaven. Hoofdthema van deze liederen is de bevrijding en toekomst van het beloofde land. (Mozes-thema).

Ragtime

Ragtime is een laatnegentiende-eeuwse Amerikaanse muziekvorm en is een van de muzikale bronnen van de jazz.

Worksong

De worksongs is een genre dat ontstaan is onder de zwarte Amerikanen. Het waren werkliederen die de slaven zongen tijdens hun zware werk op plantages (plantation song), bij wegenbouw, spoorwegaanleg (railroad song) en de scheepvaart. ​

LES 7

Attractiemontage

Het zodanig monteren van filmbeelden/shots, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, zodat de illusie ontstaat dat er een betekenis wordt toegevoegd. Vaak in hoog tempo gemonteerd, vergelijkbaar met fabrieksproductie.

Cinematograaf

Het eerste filmtoestel, waarbij bewegende beelden konden worden geprojecteerd op een muur, een uitvinding van de gebroeders Lumière

Explicateur

Een persoon die die in het tijdperk van de stomme film in de bioscoop de vertoonde beelden voorzag van commentaar en geluidseffecten.

Filmtechniek

Het totaal van het toepassen van de mogelijkheden van de filmcamera ( beweging, shots, standpunten, kadrering etc ) en montage technieken.

Geluidsfilm

Een film met gesynchroniseerd geluid, beeld en geluid lopen samen.

Massamedia

Informatie zo verspreiden dat grote hoeveelheden mensen bereikt worden: d.m.v. televisie en radiostations en websites, en gedrukte informatie in kranten en tijdschriften.

Pantomime (mime)

De acteurs beelden een situatie of verhaal uit met gebaren, mimiek en lichaamstaal.

Parodie

Een satire: het verhaal (de tekst of het beeld) wordt op een ironische manier nagedaan.

Propaganda

Een vorm van communicatie waarbij door de belanghebbende partij wordt getracht aanhangers voor haar gedachtegoed te winnen door het bespelen van de publieke opinie. Dit wordt bereikt door het bewust verspreiden van eenzijdige en/of verzonnen informatie.

Socialisme

Een politieke groepering die gebaseerd is op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, of de verzamelnaam voor een verscheidenheid aan politieke en ideologische stromingen die naar een dergelijke maatschappij streven.

Stomme film

Een stomme, zwijgende of stille film is een film waarin alleen beelden voorkomen, dus geen geluid.

LES 8

Biomechanica

Biomechanica werd als term door Meyerhold gebruikt om een systeem van gecontroleerde beweging op het toneel te beschrijven, waarin het lichaam van de speler eerder als materiaal werd gezien dan als een expressief middel. De acteur is een atleet op het toneel ,dat begon te lijken op een circusarena of een music-hall. Meyerhold liet het toneel liever agressief leeg dan de illusie van tijd en ruimte te scheppen; hij gebruikte geen voetlichten en voorzag slechts in een minimaal dekor, dat vaak als een akrobatisch toestel dienst deed.

Constructivistisch theater

De kunst van het theater maken volgens de ideeën van Meyerhold. Hij legde de nadruk op niet-naturalistisch spel en geabstraheerde, industrieel ogende decors. Constructivisme is zoeken naar abstractie en door deze abstractie ontstaat een nieuwe manier van toneel maken. Acteurs bewegen zich niet als mensen maar als robots. Acteurs tonen geen enkele emotie.

Decor

De totale inrichting van het toneel, die de plaats van handeling voorstelt. Een decor kan heel natuurgetrouw zijn ( een huiskamer ) , maar ook heel abstract ( geometrische decorstukken die niets voorstellen ).

Episch theater

Theater ontwikkeld door Berteld Brecht. Voor hem was het theater een middel om problemen in de maatschappij bloot te leggen en de toeschouwer en toneelspeler een kritische houding te leren.

Naturalistisch theater

Ontstaat aan het einde van de 19e eeuw. Op het toneel wordt het werkelijke leven gespeeld: vooral die aspecten van het leven die moeilijk, zwaar of ingewikkeld zijn. Voorbeeld: uitbuiting van de arbeiders.

Method acting

Manier van acteren waarbij de acteur zich volledig inleeft in het personage. Hij doet dat door zich bewust te zijn van het gebruik van al zijn zintuigen: kijken, luisteren, voelen, proeven en ruiken.

Vervreemdingseffecten

Manieren die acteurs gebruiken om ervoor te zorgen dat de de kijker zich niet kan inleven in het toneelstuk.Een voorbeeeld is : gebruikt van maskers die acteurs dragen zodat emoties niet zo zichtbaar zijn.

Leerling HAVO 4 2020-2021: de Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Greg O'Connell

Last Updated:

Views: 5392

Rating: 4.1 / 5 (42 voted)

Reviews: 89% of readers found this page helpful

Author information

Name: Greg O'Connell

Birthday: 1992-01-10

Address: Suite 517 2436 Jefferey Pass, Shanitaside, UT 27519

Phone: +2614651609714

Job: Education Developer

Hobby: Cooking, Gambling, Pottery, Shooting, Baseball, Singing, Snowboarding

Introduction: My name is Greg O'Connell, I am a delightful, colorful, talented, kind, lively, modern, tender person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.